Gevangen in een gat in het Zuiden
Hoewel het verhaal rond is – na honderdtien bladzijden heeft Carson McCullers precies uit de doeken gedaan hoe het komt dat het plaatsje waar De ballade van het treurige café zich afspeelt net zo saai is als vroeger; het is ook weer net zo warm en augustus als in de openingsscène (sterker nog: het is dezelfde scène), en er is niets te beleven: ‘Je kunt net zo goed naar de Forks Falls Road lopen om te luisteren naar de dwangarbeiders’ – voelde Carson McCullers toch de behoefte nog iets aan haar novelle toe te voegen.
Ze voegt twaalf stervelingen toe, ‘allemaal in zwart-wit gestreepte gevangeniskleren, allemaal geketend aan hun enkels.’ Het zijn de dwangarbeiders die de gaten in het wegdek van Forks Falls Road repareren.
Eerlijk gezegd had ik aan die dwangarbeiders tot dan toe weinig aandacht besteed, terwijl Carson McCullers ze voor dat korte sluitstuk van haar De ballade van het treurige café al drie keer genoemd heeft. Naar Forks Falls Road lopen om naar de dwangarbeiders te lopen is dus niet zomaar een suggestie. Verteltechnisch is het een belangrijke aanwijzing.
Toch las ik daar dus aanvankelijk overheen, en moest ik voordat ik me serieus af begon te vragen hoe ik die twaalf dwangarbeiders – ‘Gewoon twaalf stervelingen, zeven zwarte en vijf blanke jongens uit deze streek. Gewoon twaalf stervelingen’ – in het licht van De ballade van het treurige café moest zien vooral aan Lucky Luke (vanwege het I’m a poor lonesome cowboy waarmee hij steevast het verhaal uitrijdt) en de Daltons (vanwege hun boevenkostuum, compleet met ketting en ijzeren blok aan hun benen) denken.
Pas tijdens het serieuze duiden kwam in me op dat ‘een gebochelde man die neef Lymon werd genoemd’, en Marvin Macy, de ex-man van de Miss Amelia (de uitbaatster van het café waaraan de novelle haar titel te danken heeft) – ‘een verschrikkelijke bruut die na een lange gevangenisstraf naar het plaatsje terugkeerde’ – zich wellicht onder de dwangarbeiders bevonden. Over hen doen immers niet bepaald positieve verhalen de ronde sinds ze bepaald niet met stille trom vertrokken zijn.
Bijna onmiddellijk diende zich nog een andere lezing van het slothoofdstuk aan. Met het repareren en verbreden van Forks Falls Road zou het dodelijk saaie dorp een stuk beter bereikbaar, maar ook verlaatbaar worden.
De wegwerkzaamheden luiden een nieuw tijdperk in. De periode van isolement waarin het dorpscafé kon floreren zoals het floreerde, is daarmee definitief voorbij. De broei die lokale gemeenschappen kenmerkt waar maar af en toe een buitenstaander doorheen trekt, dreigt te verdwijnen.
Die lezing leek mij plausibeler dan de eerste. Maar Carson McCullers graaft nog dieper. De ballade van het treurige café gaat niet alleen over genegenheid die als een blad aan een boom om kan slaan, waardoor liefde in een oogwenk verandert in haat – dat ondervinden Miss Amelia, Marvin Macy en ‘neef Lymon’ – maar ook over isolement in breder verband.
In het Zuiden van de Verenigde Staten waar de verhalen van Carson McCullers zich afspelen, was het niet zo vanzelfsprekend dat wit en zwart eendrachtig en eenstemmig samen zongen, en dat doen de twaalf mannen die samen de ‘chain gang’ vormen wel. Zij trekken zich niets aan van de raciale verhoudingen. Die doen er voor hen niet meer toe. Het zijn: ‘Gewoon twaalf stervelingen, zeven zwarte en vijf blanke jongens uit deze streek. Gewoon twaalf stervelingen.’
Tegenover hun eendrachtigheid staat de eenzaamheid van Miss Amelia. Zij betaalt een hoge prijs voor het uit haar schulp kruipen. Voor het toegeven aan het verlangen van Marvin Macy om met haar te trouwen. Hij zet haar de tien dagen die het huwelijk maar duurde, tien dagen waarin zij hem niet dichtbij liet komen, gigantisch betaald zodra hij de kans krijgt. Ook het liefdevol opnemen van ‘een gebochelde man die neef Lymon werd genoemd’ in haar huis en leven – waardoor zij wezenlijk lijkt te veranderen: toegankelijker, toeschietelijker, vrijgeviger wordt – levert haar zakelijk en privé geen blijvend voordeel op. Nadat de heren haar verlaten hebben, is ze geen schim meer van de ruwe bolster blanke pit die ze was.
Het verhaal is goed, en de manier waarop Carson McCullers dit verhaal vertelt, blijft bijzonder. Het hele verhaal ligt besloten in de eerste tweeënhalve bladzijden. Zinnen die aanvankelijk cryptisch lijken, vallen in de loop van De ballade van het treurige café allemaal op hun plaats en lossen hun belofte in. Toch blijft er altijd genoeg te veronderstellen over. Te dromen en te vrezen. Dankzij de ingetogenheid waarmee zij taal gebruikt. Zelfs als er iets te vieren is, zet Carson McCullers haar zinnen niet aan. Ze blijft schijnbaar objectief registreren. Maar ondertussen… Ondertussen werkt ze op het gemoed.
De ballade van het treurige café
Carson McCullers (vertaling: Molly van Gelder)
Amsterdam : Athenaeum – Polak & Van Gennep, 2017
ISBN 978-90-253-0356-3
Leave a Reply