De schade van het verleden opnemen
En weer heeft Ted van Lieshout een aangrijpend boek geschreven over een ingewikkeld onderwerp. Tot nader order is ‘aangrijpend’ het beste woord dat ik kan bedenken voor de integere manier waarop Ted van Lieshout in Schuldig kind terugkomt op de vriendschap die hij als jongen van elf onderhield met een volwassen man. Een vriendschap die abrupt eindigde toen de man in de ogen van het jongetje te ver ging. Een vriendschap die het in de ogen van anderen niet verdiende om vriendschap te heten.
Ted van Lieshout schreef al eerder over die man en dat jongetje. Eerst waren er gedichten: Zeer kleine liefde (1999). Daarna een brief aan zichzelf met de aanhef ‘Lieve Ted’ opgenomen in Titaantjes waren we: schrijvers schrijven zichzelf (2010). Toen kwam de roman Mijn meneer (2012), en nu dus Schuldig kind, dat de genreaanduiding roman kreeg, maar een memoir is.
Wat de vorm (en inhoud overigens ook) betreft grijpt Ted van Lieshout terug op de brief die hij zichzelf schreef: een groot deel van Schuldig kind bestaat uit een dialoog tussen de jonge Ted die zich een paar jaar na de door hem verbroken vriendschap van alles afvraagt – onder andere of de relatie met zijn meneer zijn leven zal tekenen, en een 59-jarige Ted die terug kan kijken, maar zijn jongere ik voorhoudt dat zijn inzichten niet zullen leiden tot andere keuzes: je kunt de geschiedenis niet met terugwerkende kracht naar je hand zetten.
In de brief uit 2010 staat een andere – een concretere – vraag centraal dan in Schuldig kind:
‘Maar het hele gedoe [de ophef rond het verschijnen van Zeer kleine liefde, lw] herinnerde me wel aan een vraag die al die jaren is blijven liggen en waar je nooit antwoord op kreeg. Toen het veertig jaar geleden afgelopen was, Ted, ben je je gaan afvragen of je hem ooit terug wilde zien. Aan de ene kant wilde je het niet omdat je bang was dat het beeld dat je van hem in je hoofd bewaarde verstoord zou worden als je hem zag als oudere man. Aan de andere kant wilde je het wel om hem te kunnen vragen of het hem te doen was geweest om wát je was (een jongetje) of wíe je was (Ted)’.
Door ‘hem’ gezien en bijzonder gevonden worden, is in Schuldig kind een gegeven. Net zoals het dat in Mijn meneer was. Vergeleken met pestende leeftijdgenoten die afgekocht moeten worden, was meneer Timmermans (die naam geeft Ted van Lieshout zijn meneer in geparafraseerde brieven die in Zeer kleine liefde en Schuldig kind staan) een veilige haven.
I
Zeg mam, er is een man buiten en ook binnen
die geen snoepjes nodig heeft, maar me aandacht
geeft en woorden zonder een spoor van straf.
Hoe kan ik weigeren? Een vreemde haast
die ongedwongen – familie is gewoonte –
mij omarmt, aait en bestaat alleen voor mij.
Jou moet ik delen. Ik ben geen kind of slaaf
meer, maar iemand met een eigen naam,
zonder dat ik het gras moet maaien voor eten.
(uit: Zeer kleine liefde)
‘Ted zijn’ was belangrijk voor de jongen die zich nauwelijks verwant voelde met andere kinderen en bovendien niet wist hoe hij zijn moeder moest vertellen dat hij homoseksueel was. Op zichzelf teruggeworpen – na het opzeggen van de vriendschap met zijn meneer staat Ted er meer dan ooit alleen voor – wringt hij zich in bochten om geld te verdienen, zodat hij pesters af kan kopen en het huis kan ontvluchten mocht hij door zijn moeder afgewezen wordt vanwege zijn geaardheid.
Meer dan Mijn meneer is Schuldig kind zelfonderzoek. De jonge Ted bevraagt zijn oudere ik, en omgekeerd (al lijkt het aanvankelijk of Ted van Lieshout zich ook nu weer richt tot Maria (Volvangenade):
‘Wees gegroet, Maria, vol van genade, de Heer is met u, gij zijt de gezegende onder de vrouwen, en gezegend is Jezus, de Vrucht van uw schoot. Heilige Maria, Moeder van God, bid voor ons, zondaars, en red oom Paul van de dood. Amen. – Hallo, heeft u geluisterd?’)
Dat levert vanwege beider openhartigheid een onthullend zelfportret en een veel minder onschuldig boek op dan Mijn meneer. Minder onschuldig: niet omdat handelingen minder onschuldig zijn (terwijl dat wel zo is), maar vanwege de pijn en het ongemak dat uit de vragen, de antwoorden en het ontwijken spreekt.
Schuldig kind mag dan een roman zijn –
‘Schuldig kind is een memoir, vermengd met fictieve elementen; ik wil als kunstenaar mijn jeugd blootgeven, maar als mens heb ik daar niet zo’n behoefte aan’,
zegt Ted van Lieshout in het nawoord,
de worsteling is uit het leven gegrepen.
De jonge Ted bleef zichzelf kwalijk nemen dat hij nadat meneer Timmersmans te ver ging de band definitief had doorgesneden door zonder iets te zeggen te vertrekken. Was het niet beter geweest als hij hem toen op zijn gedrag had aangesproken? Dat wil hij van de man die hij geworden is weten.
En die man vraagt zich op zijn beurt af of er een direct verband is tussen het missen van meneer Timmermans en het verlangen andere mannen te ontmoeten.
Wat Schuldig kind aangrijpend maakt is dat Ted van Lieshout trouw aan zichzelf blijft. Aan het kind dat hij was. Aan de man die hij geworden is. Hij stelt vragen, geeft antwoord, maar veroordeelt niet. Hij verloochent zichzelf niet. Hij verraadt zijn meneer opnieuw niet, al voert hij hem een keer, in paniek, op als aanstichter van mogelijke eigen onvolkomenheden.
(Ik zal uw naam niet noemen: zo heet de aflevering van Het uur van de wolf, gemaakt toen Mijn meneer verscheen.
Ik heb u niet verraden is een van de gedichten uit Zeer kleine liefde:
Ik heb u niet verraden. Ik heb uw naam niet genoemd.
Ik ben u trouw gebleven, trouw ook aan het kind dat ik
was doen u om mij gaf. Nee, ik heb u niet verraden.
Ik heb u niet verraden. Ik heb gezwegen over uw beroep,
over uw straat en uw huis. En ik heb zelfs uw naaktheid
aan niemand uitgelegd. Ik heb uw naam niet genoemd.
Ik heb u niet verraden, al ben ik zo veel jaren niet meer
het kind dat u had. Ik heb uw gezicht niet uitgetekend.
Ik heb uw geheim bewaard. Ik heb uw naam niet genoemd.
Ik heb u niet verraden. Ik zorg voor u. Ik zorg al honderd
duizend miljoen jaren langer voor u dan een kind kan duren.
Maar ik zal uw naam niet noemen. Ik zal u niet verraden.)
Ted van Lieshout gebruikt geen woorden die groter zijn dan voor het verkrijgen van inzicht nodig is.
Ook niet als het om pedofilie in het algemeen gaat. Dat was zo na het verschijnen van Zeer kleine liefde (en Hou van mij: bijna alle gedichten 1984 – 2009, waarin die bundel is opgenomen) en opnieuw na Mijn meneer. Ted van Lieshout werd uitgedaagd stelling te nemen, maar hij trapte niet in de val. Hij sprak zijn afschuw niet uit.
Na het lezen van Schuldig kind vraag ik me af of Ted van Lieshout zichzelf toen toch niet tekort heeft gedaan met al zijn begrip en genuanceer. Want wat hem op jonge leeftijd overkwam, kan een leven niet alleen beïnvloeden, maar ook tekenen. Het is goed dat hij het in Schuldig kind voor zichzelf opneemt.
Schuldig kind
Ted van Lieshout
Amsterdam : Querido, 2017
ISBN 978-90-214-0609-1
Ted van Lieshout says
Mooi, hoor! Dank!