Ik vind van alles als ik En we noemen hem van Marjolijn van Heemstra af en toe even wegleg om naar referentiepunten te zoeken in eerder werk. Weliswaar niet precies wat ik zocht: ik hoopte in De laatste Aedema op haar ‘bommenneef’ te stuiten. Ik meende me hem te herinneren.
Toen ik hem daar toch niet vond, raadpleegde ik voor de zekerheid haar gedichten. Die las ik nog niet, maar ik weet dat in gedichten soms gezaaid wordt wat later in proza ontkiemt. Misschien zocht ik niet goed genoeg, maar ‘bommenneef’ vond ik ook daar niet.
Wel herkende ik iets toen ik stuitte op dit gedicht:
Dooier
Mijn eerste schopte het niet verder dan een klein
kartonnen bakje, te nat voor een graf. De arts
wees bij benadering het hoofd aan, een lachwekkend
begin, een speldenprik, er was in hem (of het?) geen mens
te bekennen, we hielden het op een dooier, per ongeluk
bevrucht. Soepel gleed het de gootsteen in, als iets
gemaakt voor het heldere water dat het meezoog
en niet voor een wieg.
Maar steeds komt er een week als deze waarin een
eerste kastanje veilig verschanst ligt in zijn huis,
geiten op stal gaan, het zeil stevig en waterafstotend
om de tuinstoel wordt geknoopt, alles dekking zoekt
en toevlucht vindt. Het jaargetijde waarin het één
zich ontfermd het ander, blad over hommel,
grond over stek, en de kou in mijn een warmte losmaakt
wijder dan mijn eigen lijf, een warmte als een arm
die zich uit mij strekt en tast
en misgrijpt
als de armen van de wandelende takken
die ik hield in een zelfgetimmerd hok,
en voerde met klimop, hun poten permanent omhoog-
gestrekt alsof hun koele groene lijven wilden
worden opgetild. Soms sloot ik
per ongeluk het hok te vroeg,
dan brak een poot
maar dat gaf niet, want wat de takken verloren
groeide weer terug, regeneratie.
Ongedaan maken van verlies.
(uit: Meer hoef dan voet: gedichten, 2014)
In veel minder woorden dan in En we noemen hem beschrijft Marjolijn van Heemstra in Dooier de consequenties van een keuze die ze maakte.
‘Bommenneef’ vond ik uiteindelijk ook. Op internet.
Paul van de Wiel says
Deze recensie en die over We noemen hem roept bij mij nogal wat vragen op. De details over de Sinterklaasmoorden en de bommenneef zijn namelijk uitgebreid te lezen op Internet. In haar boek maakt Marjolein van Heemskerk daar een mythe van terwijl het geen mythe is of hetmoet zijn dat de hele familie zich totaal afsloot van de ware geschiedenis.
Het gedicht gaat over menselijk verlies maar ze gebruikt daarvoor zulke “cynisch realistische” metaforen en vergelijkingen dat ze het doel volkomen voorbij schiet. Na lezen van het gedicht denk je alleen nog maar aan weggespoelde dooiers, misgrijpende armen, kou die warmte ontwikkelt en afbrekende poten van een wandelende tak. Menselijk gevoel wordt niet opgeroepen.
Paul says
Correctie: roepen veel vragen op.
Paul says
Herziening:
Na twee maal herlezen van dit gedicht kom ik tot een heel ander inzicht en waardering. Ik was weer eens te impulsief. Het is voor mij een diep pessimistisch gedicht geworden. In eerste instantie geeft de regeneratie hoop maar de tak blijft uiteindelijk toch in zijn kooitje. Zoals de oudere mens waarvan je ook allerhande lichaamsdelen kunt vervangen.