Als Georges Perec op drie achtereenvolgende dagen in oktober 1974 – vrijdag de 18e, zaterdag de 19e en zondag de 20e – plaatsneemt in diverse etablissementen met uitzicht op de Place Saint-Sulpice in het 6e arrondissement doet hij dat met maar een doel: zo nauwkeurig mogelijk vastleggen wat normaal gesproken aan eenieders aandacht lijkt te ontsnappen.
Perec wil ‘wat er gebeurt wanneer er niets gebeurt, behalve tijd, mensen, auto’s en wolken’ vangen. Zijn observaties leiden tot Tentative d’épuisement d’un lieu parisien. Georges Perec doet daarin vooral heel precies en feitelijk* verslag, heel soms voorziet hij een situatie van commentaar. Ondanks dat is Tentative d’épuisement d’un lieu parisien geen droge opsomming geworden van mensen en dingen die passeren, maar een heel verhaal. Een tekst met een aanstekelijk, opzwepend ritme.
Dat laatste realiseerde ik me eens te meer tijdens het lezen van Poging tot uitputtende beschrijving van een plek in Parijs, de recent verschenen vertaling die Kiki Coumans van Tentative d’épuisement d’un lieu parisien maakte. Kiki Coumans volgt Georges Perec op de voet. Houdt zich net als hij aan de feiten. Maakt die niet mooier dan ze zijn. Blijft ingetogen. Voor de vrijheden die hij zich permitteerde – ‘ouatures’ – vindt zij vergelijkbaar vanzelfsprekende equivalenten – ootos.
Tekst en idee van Georges Perec zijn bedrieglijk eenvoudig: kijken, kijken, noteren, noteren. Het komt op de uitvoering aan. Georges Perec weet hoe hij de feiten moet doseren. Herhalen is – niet alleen in dit verhaal – zijn kracht.
De insteek mag dan sociologisch zijn – Georges Perec schaarde Poging tot uitputtende beschrijving van een plek in Parijs onder zijn op die leest geschoeide werk – het resultaat is literatuur.
‘Een half volle 96 rijdt voorbij
Er gaan nog meer lichten in het café aan.
Buiten is de schemering in volle gang
Een 63 rijdt voorbij hij is vol
Een man loopt voorbij terwijl hij zijn solex
voortduwt
Een 70 rijdt voorbij hij is vol
Een 96 rijdt voorbij hij is half vol
Er komen extra verse eieren voorbij van NB
Het is vijf voor zes
Uit een blauw busje heeft een man een steek-
wagentje gehaald. Hij heeft het volgeladen met
schoonmaakmiddelen en het vervolgens naar de
Rue des Canettes gereden. Buiten zijn de gezich-
ten haast niet meer te onderscheiden
De kleuren vervloeien met elkaar: zelden ver-
lichte grauwheid.
Gele vlekken. Rode schitteringen.
Een bijna lege 96 rijdt voorbij
Een politiebusje rijdt voorbij en keert voor het
voorplein van de kerk
Een lege 86 rijdt voorbij, een matig volle 87
De klokken van de Saint-Sulpice beginnen te luiden
Een volle 70, een lege 96 en een nog legere 96
Geopende paraplu’s
De auto’s doen hun lichten aan
Een nauwelijks volle 96, een volle 63
De wind lijkt in vlagen te waaien, maar slechts
weinig auto’s zetten hun ruitenwissers aan
De klokken van de Saint-Sulpice stoppen met
luiden (waren het de vespers?)
Een bijna lege 63 rijdt voorbij
’s Nachts, in de winter: de onwerkelijke aanblik
van de voorbijgangers
Een man die tapijten draagt
Veel mensen, veel schaduwen, een lege 63; de
grond glinstert, een volle 70, het lijkt nu harder
te regenen. Het is tien over zes. Geclaxonneer;
begin van een opstopping
Ik kan de kerk nauwelijks nog zien, maar het café
(en mezelf, schrijvend) zie ik nu bijna geheel
weerkaatst in zijn eigen ruiten’
(vertaling: Kiki Coumans)
Georges Perec blijkt een meester in het uitputtend beschrijven. Al doet hij dat niet altijd zo letterlijk en feitelijk als in Poging tot uitputtende beschrijving van een plek in Parijs.
—
Tijdens het lezen moet ik denken aan mijn broer. Toen hij nog mijn broertje was, stond hij urenlang op strategische plaatsen in het dorp de kentekens van voorbijrijdende auto’s te noteren. Met potlood. In dat onmogelijke handschrift van hem. Zijn notitieboekjes bewaarde hij angstvallig.
—
Naarmate ik verder vorder in Poging tot uitputtende beschrijving van een plek in Parijs blijft er steeds minder van de Place Saint-Sulpice over. Tijdens het lezen breng ik alle door Georges Perec waargenomen bewegingen en verplaatsingen in kaart. Dat ik die kaart niet bij de hand heb, is geen bezwaar.
—
Michael Lonsdale had politieagent nr. 5976 kunnen spelen:
‘Politieagent Nr. 5976 loopt heen en weer door
de Rue du Vieux-Colombier. Hij lijkt enigszins
op Michael Lonsdale’,
(vertaling: Kiki Coumans)
denk ik tijdens het lezen, al heb ik even daarvoor vastgesteld dat Poging tot uitputtende beschrijving van een plek in Parijs een onmogelijk boek is om te verfilmen. Terwijl de choreografie van Georges Perec daar wel toe uitnodigt. En Michael Lonsdale helemaal niet dood is.**
—
Is wat Georges Perec in Poging tot uitputtende beschrijving van een plek in Parijs deed de verleden tijd van wat webcams doen: het live streamen van de werkelijkheid? Die vraag komt op tijdens het lezen. Ik denk dat ik het antwoord wel weet.
—
Het is inmiddels 43 jaar geleden dat Georges Perec noteerde wat hij zag op de Place Saint-Sulpice.
Begin dit jaar trok Nicole Paulsen met opnameapparatuur en opschrijfboekje naar de Place Saint-Sulpice om het experiment van Georges Perec te herhalen. Zij bleek niet de enige. Haar radiodocumentaire Untergewöhnlich: eine praktische Übung nach Georges Perecs “Versuch einen Platz in Paris zu erfassen” is het resultaat van het collectief gadeslaan van mensen, auto’s en wolken.
Poging tot uitputtende beschrijving van een plek in Parijs
Georges Perec (vertaling: Kiki Couman)
Bleiswijk : Vleugels, 2017
ISBN 978-90-78627-31-9
* Na het lezen van Georges Perec, de taal, de stad – een gesprek tussen Jean-Charles Depaule en Pierre Getzler – wist ik niet meer precies hoe feitelijk feitelijk feitelijk is bij Georges Perec.
** Michael Lonsdale overleed op 20 september 2020. Hij werd 89 jaar.
Leave a Reply