Het was Vicky Francken die er donderdag met de C. Buddingh’-prijs voor het beste debuut vandoor ging. Medegenomineerden Joost Baars, Paul Meeuws en Tijl Nuyts hadden het nakijken. Toch werden in het juryrapport aan hun bundels – Binnenplaats, De geluiden en Anagrammen van een blote keizer – meer woorden vuilgemaakt dan aan het winnende Röntgenfotomodel (daarom dacht ik tijdens het voorlezen van het juryrapport al dat Vicky Francken zou winnen).
Dit vonden de jury – Mischa Andriessen, Ton Naaijkens en Maud Vanhauwaert – van Binnenplaats van Joost Baars:
De bundel Binnenplaats van Joost Baars opent met een groot alarm, met paniek waarin de dichter de taal waarover hij nog beschikt ‘112’t’. Er zijn meer dichters geweest die het tekortschieten van taal ten opzichte van ervaren leed hebben benadrukt. Toch kan de beschrijving van ervaring poëzie op het scherpst van de snede opleveren. Bij Baars is het leed concreet voelbaar en dichtbij, en het effect is dat zijn poëzie in de buurt komt van een gebed aan een afwezige god. Met de dood voor ogen wordt de dood zelf aangesproken. Binnenplaats is een strak, en indrukwekkend gecomponeerde bundel, vol zelfreflectie. Het toont het brede palet van het kunnen van de duidelijk zeer belezen dichter. Inkeer is het thema van de eerste afdeling, in het tweede deel wordt de wereld ingegaan en worden enkele inspirerende bewoners ervan bezocht, onder wie Tom Waits, Emily Dickinson en Werner Herzog. Daarna volgen prachtige vertalingen van de Sonnets of desolation van Gerard Manley Hopkins, waaronder het sonnet met de fameuze regel ‘Geen ergst, kan niet. Wat steekt voorbij verdriet’. Deze keuze sterkt de thematiek van ontreddering die door de hele bundel geweven is. Vogels beheersen de laatste afdeling: ze bevolken de wereld zoals die is, met al haar bedreigingen en schoonheden. Binnenplaats is een rijp en betekenisvol debuut van een dichter die zijn stiel volledig beheerst en ongetwijfeld nog verder zal ontwikkelen.
Ook over De geluiden is de jury lovend, al doet de laatste zin van het juryrapport vermoeden dat Paul Meeuws toch niet gaat winnen:
De bundel De geluiden is afkomstig van een debutant op leeftijd, wat merkbaar is aan de doorleefdheid van de gedichten en het grote vakmanschap. Desalniettemin bevat de bundel de urgentie en tastende nieuwsgierigheid van een jongeling. De bundel likt de droesem van wijn die lang heeft liggen rijpen. Verbazingwekkend consequent en elegant spelen muziek en geluid een aansprekende rol in deze bundel die indruk maakt door zijn hechtheid en trefzekere woordkeuze die ook meer dan eens ontroert. Zoals de fervent muziekverslindende de grammofoonnaald op het vinyl plaatst – precies maar altijd met gevoel – zo beschrijft Piet Meeuws in De geluiden een lang leven. Muziek en geluiden zijn niet de soundtrack van dat leven; ze begeleiden het niet, maar zijn er een onlosmakelijk onderdeel van. Meeuws maakt dat invoelbaar met heldere, kalm wiegende, maar innerlijk bewogen gedichten die de lezer raken. Of ze nu gaan over een kleine, maar dierbare jeugdherinnering of een grote, ingrijpende gebeurtenis zoals de dood van een vader. De bundel is klassiek met een sterk totaalconcept, waardoor vorm en inhoud in balans zijn. Het is de bundel die emotioneel het sterkst ontroert, met name in de cyclus U ter nagedachtenis aan zijn vader.
Als je leest wat de jury van Anagrammen van een blote keizer van Tijl Nuyts leest:
‘Abjad’, ‘Iswed’, ‘Tariq’ ‘Xitwas’, ‘Bojod’, zijn enkele titels uit Anagrammen van een blote keizer. In die titels is de enigmatische sfeer van deze opmerkelijke, uiterst taalbeheerste bundel voelbaar. Tijl Nuyts schept een heel eigen universum, bevolkt door fabelachtige personages die onderhevig zijn aan onwereldse wetten, waarin de lezer niet weet waar dingen moeten worden geplaatst of hoe ze betekenis te geven. Het hoofdpersonage is Kuluri (Maltees voor ‘kleuren’); de lezer moet ernaar raden of dit verwijst naar een persoon die de belichaming is van een verlangen, of een metafoor is van een epistemologisch idee. De bundel barst hoe dan ook van de kleuren: ‘oedipusoranje’, het ‘beenzwarte’ licht, ‘blauwbleke’ sintels, ‘groenchromen’ condor.
Anagrammen van een blote keizer vormt een netwerk van verwijzingen; naast intertekstuele referenties, weeft de dichter binnen de kaften van het boek een complex taalweb waarin de lezer verstrikt raakt. De geschetste wereld is exotisch, maar verwijzingen naar bijvoorbeeld het Wijnegem Shopping Center en festivaltoiletten maken dit werk tot een bizarre eigentijdse mythologie.
De bundel heeft iets weg van een rubiks kubus. Hoe lang er ook aan wordt gedraaid, het lijkt wel alsof de kleuren nooit netjes op een rij kunnen worden gekregen. Hierdoor lijkt de bundel één groot anagram; hoe vaak de gedichten en de woorden van plaats worden verwisseld, nooit wordt het raadsel opgelost: ‘in het gras tussen de rails van het station/zitten sleutels verstopt, maar zelfs de simpele tover/van een anagram ontgaat de luie lezer’. In zijn bundel geeft Nuyts een nieuwe definitie van wat poëzie zou kunnen zijn en heeft daar een nieuwe taal voor bedacht,
vraag je je af waarom ze die bundel dan niet hebben laten winnen.
Leave a Reply