De machinerie die oorlog heet
‘Misschien ga ik toch nog een boek schrijven’, tekende José Saramago op 15 augustus 2009 op in zijn dagboek. De vraag ‘waarom wordt er eigenlijk nooit gestaakt in een wapenfabriek?’ houdt hem al een hele tijd bezig, maar hoe die vraag al schrijvend te beantwoorden, wist hij lang niet, maar dan wel. André Malraux heeft hem met L’Espoir op een idee gebracht. Hij heeft genoeg aan een detail: werknemers van een wapenfabriek in Milaan die gefusilleerd worden omdat ze met granaten geknoeid hebben.
Een maand later, op 16 september 2009, gelooft José Saramago dat zijn roman kans van slagen heeft: ‘Het eerste hoofdstuk, bewerkt, niet herschreven, ziet er goed uit, met al een paar haakjes voor dat “menselijke” verhaal. Het karakter van zowel Felícia als haar man lijkt voldoende uitgekristalliseerd.’
De man van Felícia ‘heet artur paz semedo en hij werkt al bijna twintig jaar op de factureerafdeling lichte wapens en munitie van de bekende wapenfabriek belona nv (…)’. Dat hij daar zijn geld verdient (en droomt van een overplaatsing naar de afdeling zware wapens), is voor zijn militant pacifistische vrouw reden om niet met hem in een huis te willen wonen.
Onafhankelijk van elkaar zien Artur en Felícia in het filmhuis een film over de Spaanse Burgeroorlog: L’Espoir naar het gelijknamige boek van André Malraux. Hij is er zo van onder de indruk dat hij op zoek gaat naar het boek, het vindt en leest en vervolgens zijn vrouw belt. Waarna een discussie losbarst die bevestigt dat er sprake is van onverenigbare opvattingen. Hij – feitelijk alleen pro forma een liefhebber van vuurwapens en oorlogsfilm: als werknemer van een wapenfabriek moet hij wel – veroordeelt de arbeiders die granaten onklaar gemaakt hebben en dat met de dood hebben moeten bekopen. Zij vindt dat zij met hun daad verantwoordelijkheid getoond hebben. In het heetst van die strijd raadt zij haar man aan om de handel en wandel van het bedrijf waar hij werkt in de periode 1936-1939 na te gaan.
Hij kleedt zijn verzoek tot het raadplegen van de archieven boekhoudkundig in en krijgt daardoor nul op het rekest. De directeur heeft geen behoefte aan onderzoek dat bevestigt dat de moderne wijze waarop de financiën worden geadministreerd te prefereren is boven de manier waarop dat honderd jaar geleden gebeurde.
Dat Artur uiteindelijk toch toestemming krijgt, is anders dan hij zelf denk niet zijn verdienste. Tijdens een gesprek met zijn vader-voorganger schoot hem – de voormalige directeur – iets te binnen: ‘het gerucht ging dat er een staking werd voorbereid, en er werd zelfs gesaboteerd, met als gevolg dat de politie erbij werd gehaald om orde op zaken te stellen.’ Er werden mensen opgepakt. Er verdwenen mensen. Dat zet de huidige directeur op scherp en geeft hij Artur opdracht onderzoek te doen en alles dat van waarde kan zijn te rapporteren.
Ondanks de toestemming van de directeur kost het Artur de nodige moeite om daadwerkelijk toegang te krijgen tot het archief. Daar waakt namelijk Arsénio, die zich anders dan zijn hulpje Sesinando, niet zonder slag of stoot – maar uiteindelijk wel – gewonnen geeft. Een extra aanbevelingsbrief doet wonderen. Dan kan het grote onderzoek beginnen. Artur besluit niet rechtstreeks af te koersen op de Spaanse Burgeroorlog, maar eerst een aantal andere gewapende conflicten te onderzoeken. Dat levert meteen de eerste dag al resultaat op. En zoals beloofd, meldt hij de directeur wat hij gevonden heeft. De directeur prijst Artur, Artur weet niet direct raad met de complimenten: ‘Om u de waarheid te zeggen lijkt alles me te veel, dat ik hier zit, dat ik documenten zoek in het archief, dat ik met de algemeen directeur van het bedrijf praat, ik, een simpel klein boekhoudertje, zonder nut of verdienste, Nut wel, hoor, Wat ik doe kan iedereen.’
Het zijn de laatste woorden van de postuum gepubliceerde eerste drie hoofdstukken van de roman die uiteindelijk Alabardas, alabardas, Espingardas, espingardas (Hellebaarden, hellebaarden, Haakbussen, haakbussen) moest gaan heten. Belona, Belona nv en Belona producties nv waren werktitels die daaraan voorafgingen. Het werd Alabardas / Hellebaarden.
‘Loop naar de hel!’ hadden de laatste woorden van Hellebaarden moeten zijn. ‘Loop naar de hel!’, galmend uitgesproken door Felícia. Maar zover kwam José Saramago niet: hij overleed op 18 juni 2010.
Ondanks de uitgezette lijnen, de aan de hoofdstukken van de onvoltooide roman toegevoegde dagboeknotities die de periode van 15 augustus 2009 tot en met 22 februari 2010 beslaan, een inleiding op zijn werk door vertaler (ook van Hellebaarden) Harrie Lemmens en een interview met zijn weduwe Pilar del Río over het engagement van Saramago in het algemeen en in deze roman in het bijzonder, kan de lezer alleen maar vermoeden hoe Saramago in Hellebaarden zijn zorg over oorlog en wapenindustrie die elkaar in stand houden, gaat uitwerken.
Groeit de algemeen directeur van Belona nv uit tot een Herodus? Dat zou kunnen: Saramago legt veel nadruk op de tegenprestatie die Artur moet leveren voor het mogen betreden van het archief en Bijbelse motieven zijn José Saramago niet vreemd. En wat dan te denken van het duo Arsénio – Sesinando, de hoeders van de historie? Zijn zij verwanten van de zonen die in Matteüs 21,28-32 ja zeggen en nee doen v.v. of is het te vergezocht om (ook) deze twee een Bijbelse oorsprong toe te dichten?
Dat Felícia haar ‘Loop naar de hel!’ richt tot ‘iedereen die zich laat omkopen, die denkt dat de mens machteloos is tegenover markten en belangen, tegenover de lui die berusting propageren’, zoals Pilar del Río in het interview tegen Harrie Lemmens zegt, zegt nog niets over de omstandigheden waaronder zij die woorden uitschreeuwt. Wie heeft haar tot het uiterste getergd?
Het is de vraag of José Saramago zelf al precies wist hoe Hellebaarden zich zou ontvouwen en welke weg Artur moest gaan om enig – het juiste? – inzicht te verwerven. In zijn karige dagboeknotities is Saramago minder stellig dan zijn weduwe vier jaar na zijn overlijden. Op 22 februari 2010 – de laatste keer dat hij iets over Hellebaarden opneemt (althans de voor de lezer laatste keer) – schrijft hij over een ingeving die het verhaal vlot moet trekken: ‘Kijken of het ook werkt.’
De strekking mag dan min of meer duidelijk zijn, het verhaal kan in Hellebaarden nog alle kanten op (zelfs de mogelijkheid dat het boek er nooit zal komen staat open). Maar in de nu overgeleverde onvoltooide staat is Hellebaarden onmiskenbaar – tot in de komma’s – een Saramago. Hij tilt het thema boven de actualiteit uit en doet op een verre van vrijblijvende manier een beroep op het gezonde verstand van zijn lezers. Is helder en concreet, maar (ver)eist dat er tussen de regels door gelezen wordt. Is uitgesproken over m/v-verhoudingen: de vrouw is het sterke geslacht. Interpunctueert op geheel eigen wijze.
Net als in de originele uitgave bevat Hellebaarden tekeningen van Günter Grass waarin de oorlog een gruwelijk, maar ook ironisch, gezicht krijgt. Over die tekeningen zegt Pilar del Río in het interview niet veel, maar wel: ‘Die [Günter Grass, lw] heeft veel nagedacht over de verschrikkingen van de oorlog, hij is zich zijn hele leven bewust geweest van de schandalige omvang en het perverse karakter ervan. Bovendien had Saramago heel veel respect voor hem als schrijver en als mens. De twee samen in dit boek leek ons niet meer dan terecht, een soort optelsom. Helaas bleek het tevens het laatste project van beiden te zijn. Maar goed, hier is het, een literair en ethisch symbool dat blijft.’
Anders dan in de Portugese (en Spaanse, Duitse en Turkse) uitgave ontbreken in Hellebaarden het essay van Fernando Gómez Aguilera over het werk van Saramago en ‘de bekentenis’ van Roberto Saviano. Die zijn in de Nederlandse vertaling vervangen door een bijdrage van Harrie Lemmens en het interview met Pilar del Río.
Hellebaarden
José Saramago (met tekeningen van Günter Grass, vertaling: Harrie Lemmens)
Amsterdam : Meulenhoff, 2017
ISBN 978-90-290-9196-1
Deze recensie sstaat in een iets andere vorm ook op Zuca-Magazine. Naar aanleiding van het verschijnen van deze onvoltooid gebleven roman heeft Zuca-Magazine Pilar del Río uitgenodigd om in Amsterdam, Utrecht en Brussel over het werk van haar man en haar werk als voorzitter van de Fundação José Saramago te komen vertellen. Voor meer informatie, zie Zuca-Magazine.
Leave a Reply