‘Nooit!’ Ze is zo stellig dat haar antwoord boven elke twijfel verheven lijkt. Nooit, bemoeide Pilar del Río zich inhoudelijk met het werk van haar man José Saramago. ‘Nooit!’ Nou ja, één keer dan. Dat was toen ze hem er op wees dat antwoordapparaten niet werken als de stroom uitvalt.
Pas als een boek af was en het vertaald moest worden, werd er van haar echt iets verwacht, want sinds 2001 vertaalt Pilar del Río het werk José Saramago in het Spaans. Met de drie hoofdstukken van Hellebaarden die min of meer af waren op het moment dat José Saramago overleed, houdt dat vertaalwerk op en kan Pilar del Río zich helemaal richten op wat ze al sinds de dood van haar man doet: de wereld overreizen om zijn werk toe te lichten.
Sinds zijn dood in 2010 beheert Pilar del Río de nalatenschap van haar man. Die nalatenschap omvat meer dan een literair oeuvre. Pilar del Río waakt over het gedachtegoed van haar man, die opvattingen had over de hedendaagse samenleving. Over wat mensen moeten doen om waarlijk mens te zijn. Dat doet ze onder andere als voorzitter van de Fundação José Saramago, een stichting die in 2007, dus drie jaar voor de dood van Saramago, werd opgericht.
Als ambassadeur van het werk van haar man en als voorzitter van de Fundação José Saramago was Pilar del Río deze week op uitnodiging van onder andere Zuca-Magazine te gast in Brussel en Amsterdam om over het onvoltooide Hellebaarden en over de manier waarop José Saramago invulling gaf aan zijn schrijverschap te praten. In Brussel stelde Lode Delputte de vragen, in Amsterdam Ger Groot. De directe aanleiding: het verschijnen van de tweede papieren editie van Zuca-Magazine, geheel gewijd aan het werk van José Saramago.
Pilar del Río haat het als ze versleten wordt voor de weduwe van José Saramago: ze is zelf iemand. Maar tegelijkertijd kent ze zijn manier van denken en de concrete resultaten daarvan zo goed, dat ze zonder zichzelf tekort te doen zijn aangewezen pleitbezorger is. Het is ook voor wie haar taal niet spreekt – de voertaal van het gesprek is ook in Amsterdam Spaans, een tolk vat samen wat zij zegt – duidelijk hoe eloquent zij is en met hoeveel brille zij de vragen beantwoordt. Hoe haar ernst en humor elkaar versterken.
Pilar del Río is heel helder en concreet als het gaat over wat Saramago met Hellebaarden beoogde. Als zij vertelt hoe hij het personage artur paz semedo – medewerker op de factureerafdeling van de afdeling lichte wapens (dromend van promotie naar de zwaardere kalibers) van een wapenfabriek – opzadelde met zowel de volgzaamheid als de potentiële opstandigheid van ‘de burger’.
‘Waarom wordt er eigenlijk nooit gestaakt in een wapenfabriek?’ Dat was de vraag die Saramago bezighield in de aanloop naar deze roman, blijkt uit zijn dagboeknotities die het zijn aantekeningen over Hellebaarden betreft, opgenomen is in het boek.
Dat deze roman ondanks zijn onvoltooide staat gepubliceerd zou worden, stond voor Pilar del Río niet ter discussie. Ze vindt dat Saramago’s lezers recht hebben op een zo compleet mogelijk oeuvre, en Hellebaarden is, ook in deze vorm, onderdeel van dat oeuvre.
Wie dat oeuvre kent, weet dat Saramago het gebruik van interpunctie zoveel mogelijk vermeed. Ook in de dialogen. Hij rijgt de woorden van de een aan de woorden van de ander zonder aanhalingstekens. Op een nieuwe regel beginnen deed hij ook niet. En toch is het, ook volgens Ger Groot, altijd volstrekt duidelijk wie aan het woord is. Saramago beschouwde leestekens als hulpstukken, vergelijkbaar met krukken voor wie moeilijk ter been is, en vond dat zijn lezers het wel zonder die hulpmiddelen afkonden. Dankzij dit antwoord voelt iedereen in de zaal zich even opgetild.
Het ontbreken van overbodige interpunctie en de volle bladspiegels nodigen uit tot hardop lezen. Deed hij dat zelf ook tijdens het schrijven? Nee. Maar Saramago hechtte grote waarde aan de muzikaliteit van zijn teksten. In zijn hoofd luisterde hij hoe ze klonken. Beoordeelde hij het ritme.
José Saramago heeft er zijn hele leven lang last van gehad dat hij geen universitaire opleiding had. Dat hij, zoals door iemand in het publiek opgemerkt wordt, een uitermate erudiete schrijver was, deed aan dat gevoel niets af. Hij onderwees zichzelf. Door te lezen wat er in openbare bibliotheken voorhanden was. Maar ook door te vertalen. Niet alleen literatuur, maar ook oneindig veel rapporten van het ministerie voor Landbouw.
José Saramago verwierf aanzien. Won belangrijke literaire prijzen. Was Nobelprijs-laureaat. Maar toch… Hij is het tot zijn dood blijven betreuren dat hij geen essayist was. Dat genre had hij willen beheersen. In de titels van twee van zijn romans gaf hij het essay een prominente plaats: Ensaio sobre a Cegueira (letterlijk: ‘Essay over het blind zijn’, in het Nederlands vertaald als De stad der blinden) en Ensaio sobre a Lucidez (‘Essay over het zien’, vertaald als De stad der zienden).
Dat de officiële geschiedenis – gebeurtenissen teruggebracht tot jaartallen – hem weinig zei, verbaast eigenlijk niet. Voor José Saramago telde het leven van groepen mensen die zich niet of nauwelijks een positie wisten te verwerven in die geboekstaafde geschiedenis. Hij nam het op voor de mensen onder de radar, de ‘vergeten figuranten’. Mensen die het slachtoffer waren van wat er over hun hoofden beslist werd. Over die mensen gaat Memoriaal van het klooster. Daarom ook schreef hij Het beleg van Lissabon, waarin hij zich voorstelt hoe een kleine daad van verzet de grote geschiedenis een totaal andere wending geeft.
Het is moeilijk voor te stellen dat de invloed van de kordate en overtuigende Pilar del Río op het werk van Saramago beperkt is tot die ene kleine technische aanwijzing over niet-functionerende antwoordapparaten. Ze is zo nadrukkelijk niet de weduwe van – ze heeft een eigen leven als journalist, schrijfster en vertaler – dat het in hun huis op Lanzarote vanzelfsprekend gegaan moet zijn over kwesties die in een of andere vorm in het werk van Saramago terecht zijn gekomen.
Ik heb me vaak afgevraagd wie toch die Pilar was aan wie Saramago zijn boeken opdroeg:
‘Voor Pilar’ – Het evangelie volgens Jezus Christus (1991/1993)
‘Voor Pilar’ – De stad der blinden (1995/1998)
‘Voor Pilar’ – Alle namen (1997/2000)
‘Voor Pilar’ – Het schijnbestaan (2000/2001)
‘Voor Pilar, tot het laatste moment’ – De man in duplo (2002/2003)
‘Voor Pilar, alle dagen’ – De stad der zienden (2004/2005)
‘Voor Pilar, mijn huis’ – Het verzuim van de dood (2005/2006)
‘Voor Pilar, die nog niet was geboren en zo lang op zich heeft laten wachten – Kleine herinneringen (2006/2007)
Voor Pilar, die niet toeliet dat ik doodging’ – De tocht van de olifant (2008/2009)
Ik heb niet de illusie dat ik dat nu weet. Dat ik Pilar del Río nu ken. Maar ook voor mij is zij nu iemand.
Dit stuk schreef ik vorige week voor Zuca-Magazine. De foto’s zijn gemaakt in en om de Fundaçao José Saramago in Lissabon.
Leave a Reply