Vorig jaar nodigde de Radboud Universiteit in Nijmegen Aleid Truijens uit om een rede uit te spreken bij de opening van het Academisch Jaar. In haar lezing signaleert Aleid Truijens – journalist, columnist, schrijver, maar op dit moment vooral de biografe van Hella Haasse – dat de grens tussen romans en non-fictie in literatuur en film vervaagt. Dat daarmee voorzien wordt in de behoefte van een publiek (als dat publiek al in de gaten heeft wat er aan de hand is), is voor haar geen reden om deze ontwikkeling zonder slag of stoot te accepteren. In het belang van de literatuur – en daartoe rekent Aleid Truijens zowel romans als goed geschreven non-fictie – is het noodzakelijk om onderscheid te blijven maken. Om een roman te blijven onderscheiden van een reconstructie.
Zeker als een schrijver besluit om van mensen die hij nooit gekend heeft personages te maken, is volgens Aleid Truijens voorzichtigheid geboden:
‘Dan is de vraag: mag een schrijver zich bestaande of overleden mensen, die bekend zijn uit de geschiedenis, de kunst of de actualiteit, toe-eigenen? Mag hij zich verplaatsen in hun geest en hart en eigenmachtig invullen wat er in hen is omgegaan? Mag je in een roman levens ombuigen in de door jou gewenste richting? Fictionaliseren, dus. Ik vind dat dubieus. Maar het kan fascinerende boeken opleveren.’
Fictie is volgens haar geen excuus. Het heft de verantwoordelijkheid van de schrijver om zorgvuldig met bronnen en materiaal om te gaan niet op. Een romanschrijver die pretendeert de werkelijkheid weer te geven, begeeft zich volgens Aleid Truijens op glad ijs.
Maar ook een biograaf moet op zijn woorden letten. Juist omdat het resultaat van zijn inspanningen de boeken in gaat als een op stevige fundamenten gebouwd, maar wel gereconstueerd levensverhaal. Hij moet op de eerste plaats zorgvuldig omgaan met materiaal dat eigenlijk niet voor zijn ogen bestemd was. Het is zijn opdracht om de waarheid te vertellen en niets dan de waarheid, maar tegelijk interpreteert hij feiten, weegt hij belangen af en kiest hij een vorm voor het verhaal dat hij wil vertellen.
In haar rede noemt Aleid Truijens de nodige namen van romanschrijvers die ethisch te werk gaan, maar ook voorbeelden van in haar ogen grensoverschrijdend gedrag. Als ze het over collega-biografen heeft die zich schuldig maakten aan onoorbare praktijken laat ze het namen en shamen achterwege:
‘Het afgelopen jaar heb ik er zeker drie gelezen waarin iets heel vreemds aan de hand was. Ik noem geen titels, want het ik heb ze afdoende afgekraakt. De biograaf zegt zich te baseren op allerlei gespreken en brieven en ander materiaal. Vervolgens verwerkt hij dat in dialogen die ooit zouden hebben plaatsgevonden, of laat hij zijn onderwerp iets denken, of anderen iets over de hoofdpersoon denken. Als je in iemands geest kruipt en hem of haar dingen laat zeggen en denken overschrijd je simpelweg de grens tussen fictie en non-fictie. Dat mag niet in een biografie.’
Het is een helder betoog, de rede die Aleid Truijens aan het begin van het studiejaar 2016-2017 uitsprak. In VPRO Boeken gaat ze onder leiding van Jeroen van Kan met Joost de Vries in gesprek over hetzelfde onderwerp: feit en fictie. Omdat de literatuur daar ook dit jaar alle aanleiding voor geeft, getuigen de commotie over Harnas van Hansaplast van Charlotte Mutsaers en de ontboezemingen van Griet Op de Beeck bij het verschijnen van het eerste deel van haar autobiografische trilogie.
John Wervenbos says
Interessant! Kunst heeft naast aandacht voor een (1) een historisch kader zeker ook te maken met (2) actualiteit, dat wat zich actueel en feitelijk voordoet of heeft voorgedaan en (3) met potentie en potentialiteit, dat wat onder zekere omstandigheden had of zou kunnen gebeuren; je zou kunnen zeggen: aanwezige werkzaamheid en werkzame aanwezigheid in sluimerstand. Zal het VPRO boekengesprek met Aleid Truijens januari 2018 gaan bekijken. Dank voor je besprekingen en aandachtspunten verspreid over 2017 hier op Hanta, Liliane.