Eergisteren hebben we met zijn heel velen Menno Wigman begraven. Wij waren met zo veel dat de familie er een beetje verloren bij zat. Er waren momenten dat het voelde alsof Menno meer van de literatuur dan van hen was. Een eenzame uitvaart kun je de begrafenis van Menno Wigman bepaald niet noemen. En dat terwijl Menno zich vaak de eenzaamheid zelve voelde.
In een lange stille stoet liepen we na afloop van een woordenvol samenzijn naar de plek waar Menno Wigman tot in lengte van jaren zal rusten. Ieder van ons bracht een laatste groet en ging daarna zijns weegs. Wij dwaalden over Zorgvlied in de hoop onder een boom het graf van een andere dichter aan te treffen. Ook voor hem hadden we een witte roos meegebracht.
We vonden niet en moesten de weg vragen. Met een plattegrond waarop zijn graf een kruisje was, probeerden we het nog een keer. Eerst linksaf richting Fluwelen hoofdlaan. Op de Fluwelen hoofdlaan bij de eerste splitsing links aanhouden. Bij de kruising met de Aulalaan linksaf. Dan de tweede insteek rechts. Daar moest hij in principe ergens liggen.
Het was nog even zoeken. We misten een afslag. Hij lag daar inderdaad ‘ergens’. Onder een boom. Gerrit Kouwenaar. Dichter. We spraken hem bemoedigend toe. Legden onze roos naast zijn naam. Beloofden nog eens terug te komen. ‘We weten nu waar je ligt.’
We verlieten Zorgvlied langs een andere weg dan we gekomen waren. Met onze dode dichters in het hoofd liepen we langs de Amstel naar de stad. De schemer tegemoet.
Leave a Reply