Dat ik mij zijn huis niet herinner, is niet zo gek. Het lag niet op de route. En was ik er op weg naar en van school elke dag langs gelopen, dan nog zou het gewoon een huis geweest zijn. Een statig huis, dat wel. Dat Hugo de Vries er ooit woonde, zou me – als het me verteld was – niets gezegd hebben. Terwijl ik toch op een school zat die zijn naam droeg. Maar dat wist ik toen nog niet. Daar kwam ik pas achter toen ik al jaren uit het dorp weg was en er, ergens in de bossen, een lezing moest houden. Ik mocht een taxi nemen om de plaats van bestemming te bereiken en raakte onderweg – zoals dat hoort en gaat – in gesprek met de chauffeur. Ik sneed een kwestie aan die mij al jaren bezighield. Ik kon me een donkere gymzaal herinneren, maar niet waar die zich ten opzichte van de school bevond. Dat legde ik aan de chauffeur voor die toen al verteld had, dat hij al zijn hele leven in Lunteren woonde. ‘Dan heeft u net als ik op de Hugo de Vriesschool gezeten’, was het eerste dat hij zei.
Hugo de Vries zou me nooit iets gezegd hebben als de teunisbloem niet de lievelingsbloem was geweest van de moeder van een vriendin. Toen ik iets meer over die bloem wilde weten, stuitte ik op Hugo de Vries die studie maakte van onder andere die bloem toen hij bewijs verzamelde om ideeën van Charles Darwin over erfelijkheid te staven. Hugo de Vries bleek een behoorlijk toonaangevend wetenschapper te zijn geweest die zich na zijn pensioen in Lunteren vestigde en daar rustig doorging met werken. In zijn huis aan de Dorpsstraat en het naastgelegen pand waar zijn laboratorium gevestigd was, ontving hij gasten.
Gasten die ook met de trein – het befaamde Kippenlijntje – naar Lunteren kwamen.
Een van die gasten was Yosito Sinotô, een Japanse vakgenoot van Hugo de Vries. Met een gedicht van zijn hand begint Vast in het spoor van Darwin: biografie van Hugo de Vries van Erik Zevenhuizen. Aan het begin van de biografie staat Yosito Sinotô op een klein stationnetje.
‘Het is 19 maart 1933. Terwijl hij op het stationnetje van Lunteren op de trein wacht overdenkt Yosito Sinotô de gebeurtenissen van de afgelopen uren. In zijn hand houdt hij het portret dat hij heeft gekregen van de man die hij zojuist heeft bezocht, de man die drieëndertig jaar eerder met een kort artikel de aandacht had gevestigd op de zogenoemde wetten van Mendel. Het had de geboorte ingeluid van Sinotô’s vakgebied, de erfelijkheidsleer. Sinotô pakt een pen en een stukje papier en verwoordt in een reeks verzen, geschreven volgens de traditionaal-Japanse dichtvorm waka, de eerbied en bewondering die hij voor de 85 jaar oude geleerde voelt. “Do Furisu Sensei yori kinei o tamawaru’, schrijft hij erboven: ‘Bij de ontvangst van een recent portret van professor De Vries.’
Dit gedicht dus:
Bij de ontvangst van een recent portret van professor De Vries
Toen ik hem uit eerbied bezocht,
Zag ik de Nederlandse professor De Vries,
Met zijn lokken witte haren,
En zijn diepgegroefde voorhoofd.
In het heldere daglicht bewonder ik hem,
Om het grote karakter dat zijn portret vertoont,
En in de duisternis van de nacht,
Kan ik deze geleerde nauwelijks vergeten.
Hoewel hij nu meer dan tachtig jaren oud is,
Werkt hij nog steeds op zijn gekozen terrein,
Met heel zijn hart en wilskracht,
Nog steeds goed en gezond.
Zonder hulp van een helper,
Gaat hij alleen verder met werken,
Intens van ochtend tot avond,
In zijn huis op het platteland.
Alle wetenschappers van de wereld,
Becommentariëren zijn theorieën,
Maar hij bekijkt rustig de gang van hun ideeën,
In zijn Nederlandse dorp.
Ik, ik nam de teunisbloem,
Als onderwerp voor mijn proefschrift,
Sindsdien heb ik deze meester,
In hoge eer en bewondering.
Leave a Reply