‘Ik vind dat er veel te weinig koffie wordt gezet in de literatuur’, liet Joyce Roodnat zich gisteren ontvallen tijdens een discussie over de versmelting tussen kunst, natuur en technologie ter gelegenheid van het dertigjarig schrijversjubileum van Maxim Februari. Haar statement was een compliment aan zijn adres: in Klont wordt op essentiële momenten koffiegezet en gedronken, waarbij zo nu en dan nogal onstuimig geroerd wordt.
De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat ik tot het moment dat Joyce Roodnat het had over het ontbreken van het zetten van koffie als literair motief nog nooit over die kwestie nagedacht had. En toen ik dat door haar gedwongen moest, schoten mij geen passages te binnen. Ik liet het maar even zo, want het gesprek op het podium ging verder en verdiende het gevolgd te worden.
Pas toen ik onderweg naar huis in het boek dat ik aan het lezen was op een fragment stuitte, waarin ongemak/ongenoegen tussen personages (een moeder, een dochter en een schoonzoon) verbeeld wordt met behulp van het zetten en drinken van koffie (en het twisten over wat er bij geserveerd moet worden: cake of een koekje) moest ik weer aan denken aan wat Joyce Roodnat beweerde:
‘Kom anders mee naar de keuken, dan zet ik koffie terwijl we verder praten.’
(…)
Ze pakte de koffie en deed een extra schepje in de filter.
(…)
Olivia bleef in de weer met kopjes en schotels.
(…)
De koffiemachine pruttelde steeds feller.
(…)
Er viel een stilte. Olivia nam een slokje van haar koffie.
Nu is er over het boek dat ik aan het lezen ben de afgelopen week al het nodige gezegd en geschreven. Bijvoorbeeld dat het geen literatuur is. Als dat laatste het geval is, heb ik niets gezegd. Behalve dan dat dit niet het enige heikele moment is waarop er in Gezien de feiten koffiegezet wordt.
Leave a Reply