In zijn Boekenweekessay Natuurlijk heeft Jan Terlouw het over de wisselwerking tussen mens en natuur. Over hoe het een het ander beïnvloedt. Dat daarbij de invloed van de innovatieve mens op de zo inventieve natuur aan de orde komt, ligt voor de hand. Jan Terlouw wijst al heel lang op de gevolgen van menselijke gedrag op de omgeving die de mens zich steeds verder toe-eigent. Dat deed hij als natuurkundige, als politicus en als (kinderboeken)schrijver.
Dat hij zich in Natuurlijk ook afvraagt in hoeverre de natuur doorwerkt in de volksaard vind ik niet zo vreemd.
‘In hoeverre wordt een volksaard bepaald door de natuur in de streek waar het betreffende volk leeft en heeft geleefd, door het soort werk dat er in de loop van de eeuwen is gedaan en dat voor inkomen heeft gezorgd? Of er turf werd gestoken, of koeien hebben gegraasd, of er hout werd gekapt dat de basis werd voor een industrie? Heeft een Fries een ander karakter dan een Brabander? Een Groninger, in de periferie van het land, heeft zich anders moeten opstellen tegenover de Randstad dan een Gelderlander, die vanwege de vele buren misschien meer geneigd is tot compromissen. Zou dat zo zijn? En wat is de invloed van de grondsoort op een volksaard, de nabijheid of afwezigheid van zee, van leven in een dicht- of juist dunbevolkt gebied? Bestaat er zoiets als de koppige Fries? De Gelderlander die nooit nee zegt maar altijd ja ja? De joviale, ontspannen Limburger?’
Dat hij de vragen die hij afleidt uit deze hoofdvraag vervolgens zo goed als onbeantwoord laat, verbaast me niet. Toen ik in de hoedanigheid van hoofdredacteur van een tijdschrift over afstand en adoptie vergelijkbare vragen door een deskundige beantwoord wilde zien, haakte de een na de ander die dat met verstand van zaken gekund zou hebben af. Volksaard is al een hele tijd een besmet woord.
Met argumenten onderbouwde, maar vooral verklarende antwoorden op vragen over de relatie tussen de ‘omgeving’ (Jan Terlouw heeft het in dit verband niet alleen over natuur) waarmee iemand al generaties lang verbonden is en zijn karakter zouden de angel kunnen halen uit al die oneigenlijke discussies die onder het mom van volksaard gevoerd worden. Nu kleeft aan het benoemen van eventuele verschillen vaak discriminatie in de niet neutrale betekenis van het woord.
Het is niet helemaal waar dat Jan Terlouw de vraag niet beantwoordt. Hij suggereert althans een antwoord de vervolgvraag aan het eind van de volgende alinea:
‘Heeft de moderne technologie gemaakt dat we allemaal op elkaar lijken, of hebben natuur en landschap nog altijd invloed op wie we zijn?’
Het is een grote stap van ‘streek van oorsprong’ die eventueel verschillen veroorzaakt naar de aanname dat we inmiddels allemaal op elkaar lijken en de mogelijkheid opperen dat dit komt door de moderne technologie. Als je tenminste aanneemt dat onder moderne technologie niet verstaan worden middelen en media die voor uitwisselen tussen culturen zorgen.
Meer dan de vragen over de volksaard past de vraag over de wisselwerking tussen mens, natuur en moderne technologie in het Boekenweekessay. Aangeland in het Antropoceen doet de mens er goed aan de gevolgen van zijn daden onder ogen te zien en zich af te vragen hoe hij door gebruik te maken van dezelfde kennis, kunde en het verlangen alles naar zijn hand te zetten het tij kan keren. Anders dan in Hamlet van William Shakespeare draait het niet om ‘readiness’, maar om de bereidheid een stap terug te doen. Is de boodschap van Jan Terlouw.
Dr. Ans J. Veltman-van den Bos says
Met interesse het essay van Terlouw gelezen. Ik bewonder hem zeer als schrijver, als politicus en als mens, maar het verhaal laat mij bedroefd achter. Bewust levend na waarschuwing Club van Rome. Auto weg, duurzaamheid voorop. Na twee mooie dochters derde kind geadopteerd uit Indonesië (daar hadden we ook nog wat goed te maken als Nederlanders), Politiek Groen Links, dat vervolgens niet de verantwoordelijkheid voor regeren op zich wil nemen, Recyclen, verstellen en herstellen van gebruiksvoorwerpen.
Terlouw: wat moeten we nu nog meer doen? U woont mooi in het groen, in het mooie Nederland,
Ik kom uit een arme familie, weliswaar hadden we een heel warme jeugd, maar zeker geen luxe. Meer driehoog achter in Amsterdam. We konden op straat spelen, maar er was geen geld voor sport, voor een schoolfoto, rolschaatsen of andere luxe. Moeten we terug naar die tijd?