Wie de introductie op de recent verschenen nieuwe vertaling van A Room of One’s Own – Een kamer voor jezelf, vertaling Monique ter Berg – leest, zou de indruk kunnen krijgen dat het essay van Virginia Woolf uit 1929 gedateerd is. In haar brief aan Gloria Wekker benadrukt Simon(e) van Saarloos namelijk dat ze een nomadische schrijver zonder vaste werkplek is. Dat ze eigenlijk overal kan schrijven. Aan een kamer die op slot kan – dat was waar Viriginia Woolf in Een kamer voor jezelf onder andere voor pleitte – heeft ze helemaal geen behoefte.
Gloria Wekker blijkt bij voorkeur in de onmiddellijke nabijheid van een dierbare ander te werken. In haar brief aan Simon(e) van Saarloos betrapt zij Virginia Woolf bovendien op een eenzijdige kijk op de (vrouwen)zaak. Hoe feministisch Woolf ook geweest mag zijn, ze keek met oogkleppen op. Haar denken is geschoeid op een koloniale leest en over klasse heeft ze het nauwelijks. Volgens Gloria Wekker.
Als Virginia Woolf het alleen maar letterlijk over een kamer (met een slot op de deur) en een inkomen van vijfhonderd pond op jaarbasis had gehad, hadden Simon(e) van Saarloos en Gloria Wekker misschien een punt gehad. In de bijna negentig jaar die er inmiddels verstreken zijn, is er het nodige veranderd. Verbeterd zelfs. Vrouwen hebben – gemiddeld genomen – meer bewegingsruimte gekregen. Ruimte om zichzelf te ontplooien. Om posities te bekleden.
Maar het gaat Virginia Woolf niet (alleen maar) om die kamer en dat geld. Woolf signaleert dat vrouwelijke schrijvers ondervertegenwoordigd zijn. Daardoor ontbreekt een wezenlijke stem in de literatuur (en niet alleen in de literatuur) en blijven aspecten van het dagelijks leven onbeschreven en onopgemerkt.
Zolang het vrouwen ontbreekt aan intellectuele vrijheid – dat is wat zij volgens Virginia Woolf in essentie ontberen – kunnen zij niet laten zien wat ze waard zijn. Een kamer met een slot op de deur en een jaarinkomen waarmee hun onafhankelijkheid wordt gegarandeerd zijn (symbolische) basisvoorwaarden om zich te onttrekken aan hun traditionele rol en taken.
Toetreding van vrouwen tot de markt, was volgens Virginia Woolf niet alleen hun goed recht, maar ook een voorwaarde om de literatuur te emanciperen. Het is een stap in de goede richting. Maar Woolf hekelt het typisch mannelijke en het typisch vrouwelijke. Literatuur is gebaat bij schrijvers die hun sekse overstijgen. Bij schrijvers met een volledig gerijpte – lees: androgyne – geest.
In A Room of One’s Own / Een kamer voor jezelf laat Virginia Woolf zogenaamd een ander – een zekere Mary – het voorwerk doen. Zij is degene die de situatie in kaart brengt – het leven en de letteren. Virginia Woolf hoeft de bal daarna alleen nog maar in te koppen. Haar essay heeft niet alleen inhoud, maar ook vorm.
Inmiddels kijkt niemand er meer van op dat een vrouw schrijft, publiceert, gelezen wordt en succes oogst. Maar literatuur is nog steeds geen gender-neutrale business. De sekse van de schrijver doet er nog steeds toe. En dat is iets anders dan constateren dat lang niet iedereen die schrijft beschikt over een androgyne geest. Vrouwen zijn in de letteren nog steeds ondervertegenwoordigd. Viriginia Woolf zou waarschijnlijk maar matig tevreden zijn over de huidige stand van zaken. Zoals al eerder geconcludeerd: er is im Großen und Ganzen het nodige veranderd sinds zij haar lezingen over vrouwen en fictie hield die de basis vormden voor A Room of One’s Own / Een kamer voor jezelf, maar voor een vrouw die zich daadwerkelijk aan het schrijven van fictie waagt, is er nog heel wat te winnen.
A Room of One’s Own / Een kamer voor jezelf lezen in de context van de huidige tijd en/of het boek na verloop van tijd herlezen, is weer een andere kwestie. Tijden veranderen, inzicht schrijdt voort en een mens wordt wijzer.
Van Virginia Woolf met terugwerkende kracht verwachten dat zij in haar essay niet alleen sekse, maar ook klasse en kolonialisme prominent aan bod laat komen, is net zo onredelijk als de behoefte aan een eigen kamer te relativeren omdat je zelf in de in de gelegenheid bent of gesteld wordt om overal en nergens te werken.
Onder andere omstandigheden zou Virginia Woolf de accenten wellicht anders gelegd hebben, maar ze schreef A Room of One’s Own / Een kamer voor jezelf nu eenmaal in 1929 op basis van de inzichten, ideeën, preoccupaties en meningen die ze toen had.
Dat het Virginia Woolf toen ze aan haar essay werkt goed gaat, is niet onbelangrijk. Ze verdient genoeg om Monk’s House te verbouwen, zodat ze daar een kamer in kan richten waar ze de kou buiten kan sluiten:
‘No more poverty I said; & poverty has ceased. I am summoning Philcox next week to plan a room – I have money to build it, money to furnish it.’
(uit: The Diary of Virginia Woolf: volume 3: 1925 – 1930, aantekening gemaakt op 28 maart 1929)
Heel tevreden lijkt Virginia Woolf overigens niet te zijn over A Room of One’s Own, dat lang Women & Fiction heette:
‘And I opened this book in another train of mind – to record the blessed fact that for good of bad I have just set the last correction to Women & Fiction or a Room of One’s Own. I shall never read it again I suppose. Good of bad? Has an uneasy life in it I think: you feel the creature arching its back & galloping on, though as unusual much is watery & flimsy & pitched in too high a voice.’
(uit: The Diary of Virginia Woolf: volume 3: 1925 – 1930, aantekening gemaakt op 19 augustus 1929)
Goed of slecht? In elk geval to the point en zeker niet gedateerd. Het (her)lezen meer dan waard.
Een kamer voor jezelf: essay
Virginia Woolf (vertaling: Monique ter Berg)
Utrecht : Chaos, 2018
ISBN 978-90-828214-0-6
Leave a Reply