‘De plicht, nee: het recht om te herinneren’
‘We waren twee kinderen die onder de voet werden gelopen, verpletterd door de geschiedenis waarvan we niets begrepen, meegesleurd door de uitbarsting van geweld, haat en waanzin, elk aan een andere kant: ik in het kamp van de slachtoffers, hij in het kamp van de beulen’, zo verklaart Simon Gronowski in Eindelijk bevrijd: geen schuld geen slachtoffer hoe de buitengewone vriendschap tussen hem en Koenraad Tinel zo kon opbloeien als zij deed.
Ze kennen elkaar pas sinds 11 februari 2012, maar hun volstrekt verschillende achtergrond – Koenraad Tinel is zoon van een vader die volkomen overtuigd was van het gelijk van Hitler. Simon Gronowski, is joods en bleef na de oorlog als enige over: zijn moeder en zus ‘zijn verdwenen zonder sporen na te laten’ – ze kwamen om in Auschwitz, zijn vader stierf op 9 juli 1945 van verdriet – maakte juist dat zij elkaar snel vonden.
Ze begonnen beiden pas laat over de oorlog te ‘praten’. Simon Gronowski schreef zijn ervaringen op in L’enfant du 20e convoi (2002). Koenraad Tinel maakte de beeldroman Scheisseimer (2009) over zijn kinderjaren, en ging zelfs met een gelijknamige voorstelling op tournee. Over hun vriendschap maakte Marianne Soetewey in 2012 al de documentaire Oorlogskinderen – dat was mijn eerste kennismaking met de heren – en nu is er Eindelijk bevrijd: geen schuld geen slachtoffer.
Om met die ondertitel te beginnen – geen schuld geen slachtoffer – die geeft precies weer hoe Gronowski en Tinel dankzij hun ontmoeting aan kunnen kijken tegen het verleden. ‘Dankzij Koenraad ben ik geen slachtoffer meer, terwijl hijzelf, voorbij het zwarte gat van de ideologie, zijn vader heeft teruggevonden.’ Hier is, zoals overal in Eindelijk bevrijd, Simon Gronowski aan het woord die niet alleen zijn eigen geschiedenis maar ook die van Koenraad Tinel betrokken maar onbevooroordeeld en onpartijdig opschrijft. Hij, doctor in de rechten en advocaat, formuleert heel precies, zonder zakelijk te worden. Koenraad Tinel, beeldhouwer en tekenaar, tekent in grijzen en bruinen wat Simon en zijn familie is overkomen.
Zijn die twee parallelle levens al indrukwekkend samengevat – ze volgen de chronologie, kunnen niet anders dan onvolledig kunnen zijn, maar vullen ze elkaar volmaakt aan omdat Simon Gronowski uitgaat van het goede in de mens: ‘Koenraad werd geboren in een liefdevol en cultureel geïnspireerde omgeving en heeft daar zijn hele leven kracht uit geput. Het was een klein, hecht, gelukkig, eenvoudig, zeer katholiek gezin. Het had echter een ernstig probleem’, schrijft Gronowski over het gezin waarin Tinel opgroeide, en even later over zijn gezin van herkomst ‘Een klein eenvoudig, gewoon, hecht, gelukkig gezin op weg naar de voorspoed. Maar mijn vader, die perfect Duits verstond, luisterde op de radio naar de toespraken van Hitler en was geschokt en ongerust’ – de kern van Eindelijk bevrijd ligt voor mij besloten in de empathie die spreekt uit het derde en vierde deel van de getuigenis van Simon Gronowski – Lessen die de geschiedenis ons leerde en Mijn vriend Koen – en de tekeningen van Koenraad Tinel in het deel Florilegium.
De inkten tekeningen van Koenraad Tinel zijn zonder de woorden van Gronowski al indrukwekkend raak, maar gekoppeld aan zinnen uit zijn relaas zijn niet alleen de verbeelding van leed, maar ook een eerbetoon aan dat gezin dat eenvoudig, hecht en gelukkig was, maar nooit de voorspoed bereikte waar het naar op weg was.
Simon Gronowski kan niet haten, zijn leven staat in het teken van verzoenen. De geschiedenis heeft hem gedwongen zich van zijn joodse identiteit bewust te zijn, maar Gronowski wil mens zijn. Een getuigende mens. Daarover schrijft hij indrukwekkende dingen: ‘Het onderhouden van de herinnering, vooral voor de jongere generaties, is een fundamentele plicht van de samenleving’, ‘Het is mijn plicht te getuigen en wie een getuige heeft gehoord, wordt op zijn beurt getuige’, ‘De Joden hebben geen monopolie op lijden’, ‘Ik spreek uit naam van alle slachtoffers van alle gruweldaden’, ‘Jood zijn betekent zich Jood voelen: het is iets wat je wilt zijn, je wilt verbonden zijn me datgene waar het woord Jodendom voor staat. Het is een kwestie van vrijheid, een individuele keuze’ en ‘Een volk draagt nooit schuld.’
Door vader en grootvader te zijn, door advocaat te worden en door geen slachtoffer meer te zijn, heeft Simon Gronowski het van de nazi’s gewonnen. Koenraad Tinel, die de last van de geschiedenis van zich afgetekend heeft, is meer dan een vriend: ‘hij is mijn broer, en wij zijn verbonden door de geschiedenis.’
Eindelijk bevrijd wordt afgesloten met een kort essay van David Van Reybrouck waarin hij zoekt naar de reden waarom het verhaal van de ontmoeting tussen Simon Gronowski en Koenraad Tinel zo aangrijpend is. ‘Misschien raakt de getuigenis van Simon zozeer nét doordat ze weigert zich te laten herleiden tot nog maar eens een anekdote uit de judeocide.’ Dat is waar. Maar waarom een verklaring zoeken. Het aangrijpen is voldoende, niet overal zijn woorden voor (nodig). Simon Gronowski en Koenraad Tinel zijn, en daarom maken zij indruk. Op mij dan tenminste. Eindelijk bevrijd is daar de bevestiging van.
Eindelijk bevrijd: geen schuld, geen slachtoffer
Simon Gronowski, Koenraad Tinel en David van Reybrouck
Hannibal, 2013
ISBN 978-94-9137-640-5
Deze recensie schreef ik voor De Contrabas.
Leave a Reply