Debuteren als dichter. Dat deden Dean Bowen, Radna Fabias, Elisabeth Tonnard en Arno Van Vlierberghe het afgelopen jaar. Ze waren niet de enigen, maar zij zijn door een jury die bestaat uit Charlotte Van den Broeck, Jeroen Dera en Antoine de Kom genomineerd voor de dertigste C. Buddingh’ Prijs.
Vier dichters die min of meer voldoen aan het profiel van ‘dichters van het nieuwe millennium’ zoals gekarakteriseerd in de bundel met die naam, samengesteld door Jeroen Dera, Sara Posman en Kila van der Starre.
Zelf staan ze er natuurlijk nog niet in, maar wat er over de diverse dichters die die bundel wel haalden gezegd wordt, is ook op hen van toepassing:
‘Grenzen tussen het ik en de wereld vervagen (…), het verschil tussen binnen en buiten verdwijnt (…), tussen het ik en de ander staan globale en lokale crises (…) en er wordt geëxperimenteerd met de verhouding tussen de persona en de persoon van de dichter (…).’
In Dichters van het nieuwe millennium: Nederlandse en Vlaamse poëzie in de 21e eeuw (2016) staan dichters die in 2000 of later debuteerden met bundel. Dat Dean Bowen, Radna Fabias, Elisabeth Tonnard en Arno Van Vlierberghe er nog niet in staan, betekent niet dat ze pas sinds het verschijnen van Bokman, Habitus, Voor het ideaal, lees de schaal en Vloekschrift dichter zijn.
Voor de vier dichters die genomineerd zijn voor de C. Buddingh’ Prijs 2018 geldt wat voor heel veel dichters van dit millennium geldt:
‘In de 21e-eeuwse poëziewereld staat de hegemonie van het papier stevig onder druk. Hoewel papieren publicaties nog altijd de meest geijkte manier zijn om gedichten te distribueren, kan poëzie vandaag onmogelijk los gedacht worden van voordrachten en de immer voortschrijdende digitale revolutie’,
schrijven Dera, Posman en Van der Starre in Stift met ons, hun inleiding op de essays (lees hier de hele inleiding).
Elisabeth Tonnard
Van de vier is Elisabeth Tonnard het minst een dichter van de 21e eeuw. Hoewel zij geen gedichten schrijft volgens dwingende schema’s, ogen ze relatief traditioneel en gaan ze voornamelijk over wat zich in het blikveld van de dichter bevindt.
‘De muzikale kant van de poëzie is voor mij het minst interessant. Ik kijk altijd beeldend’, zei Elisabeth Tonnard, toen ze samen met de andere drie genomineerden optrad tijdens Buddingh’ in de tuin. Met die uitspraak in het achterhoofd Voor het ideaal, lees de schaal lezen, helpt bij het doorgronden van haar schrijven. Weten dat Elisabeth Tonnard meer dan dichter beeldend kunstenaar is ook.
Elisabeth Tonnard is de enige van de vier genomineerden die geen performer is. Als het moet, leest ze voor wat ze geschreven heeft, maar haar (proza)gedichten winnen niet aan kracht als zij ze voordraagt. Ze komen het beste tot hun recht op papier.
Het duurt namelijk even voordat duidelijk is wat Elisabeth Tonnard doet. Haar gedichten staan doorgaans niet op zichzelf. Ze verwijzen naar dichters die haar voorgingen. Zo herschikt zij in de gedichten in de sectie De dichter spreekt weer zinnen van de dichter Richard Minne. Het werk van Elisabeth Tonnard sluit aan bij poëticale tradities. Haar repeterende prozagedichten zijn verwant aan het uitputtend beschrijven van Georges Perec. Ze maakt gedichten van gevonden materiaal zoals ook K. Schippers dat doet.
Voor het ideaal, lees de schaal is een ‘verzamelbundel’. Elisabeth Tonnard brengt samen wat ze in de loop van jaren schreef. Als het aan haar en haar toenmalige redacteur Alfred Schaffer had gelegen, was Elisabeth Tonnard al veel eerder als dichter gedebuteerd. Er verscheen wel eens wat bibliofiel, maar dat telt niet mee als officieel debuut. Daarvoor moet de oplage minimaal driehonderd exemplaren zijn en moet een bundel bij een reguliere uitgever verschijnen.
Arno Van Vlierberghe
Arno Van Vlierberghe is bij uitstek een performer. Hij draagt niet alleen voor, hij ensceneert zijn woorden ook. De papieren versie is maar een van de verschijningsvormen waarin hij zijn gedichten – zijn het gedichten? – de wereld in slingert. Van Vlierberghe weet de weg in de digitale wereld.
Drie van de vijf poëtische verhandelingen, inclusief De Situatie, in zijn debuutbundel Vloekschrift verschenen eerder elders, maar gebundeld blijkt hoe consistent Arno Van Vlierberghe de werkelijkheid te lijf gaat. Of hij daarvoor nu een ‘ik’ of ‘een Arno’ inzet, maakt niet zo heel veel uit. De vragen die hij stelt, de kritiek die hij levert, hebben een doel: orde scheppen in de chaos, het abstracte en het concrete verenigen in een nieuw en acceptabel zelf. Een entiteit.
Zijn gedichten – De zone: de Bastaardkindgedichten; De zone: de Eurolinesgedichten; De zone: De Killzonegedichten; De situatie en De methode – getuigen van een voortdurend zoeken en het nog niet gevonden hebben. ‘Ik’ en ‘Een Arno’ dolen. Dicht bij huis en verder weg.
De methode
i.
Op 21.02.17, in transit
van werkplek naar woonplek
ontwerp ik de rituelen.
Strip het uniform van de dag.
Schenk een glas.
Begin een dans.
Teken een droom.
Slaak een oerkreet.
Een mens, een ding, naakt en alleen, in een ruimte,
kleedt zich met deze rituelen, warmt zich aan de methoden, aan ieders methoden.
Bouwt, opgejaagd maar vastberaden,
een bunker tegen gemeenschap.
“Wie slaapt, is sociaal dood”
Mijn bed, het laatste strijdtoneel.
Ik zou het zo graag willen geloven,
en mijn dagen verstikken in kussens,
versgewassen, klaar voor het laatste affront.
Klaar voor een nieuwe bewaker.
Veel eerder: vastgelopen, in een genealogie van ik,
in nadagen van het comfort.
Samen speurend naar een onvoltrokken ik. Een deelbaar ik.
Een ik, congruent aan de opvatting.
Een ik dat circuleert. Kan dat nog?
Een ik als persoon, als unit, als technologie?
Op het einde van de werkdag,
gaan slapen als die ik,
wakker worden als die ik,
het hoofd bieden aan die ik.
Dean Bowen
.deanbowen noemt zichzelf dichter en performer en schreef tot voor kort niet, maar kanaliseerde taal. Als hij wil kan .deanbowen klinken als een boze zwarte man. Die toon moet hij soms aanslaan, wil wat hij te zeggen heeft door identiteiten heen breken. In zijn debuut Bokman doet hij aan zelfonderzoek. Hij probeert wijs te worden uit het samenspel van culturen dat in hem huist. Maar hij ziet zichzelf nooit los van de wereld waarin hij leeft. Daarin lijkt hij op Arno Van Vlierberghe, maar zijn inzet is politieker, minder particulier.
Het gaat er Dean Bowen niet om een schuldige aan te wijzen – zelf weet hij inmiddels waar hij staat, uit welk genetisch en literair stof hij is op getrokken – maar hij wrijft de (koloniale) geschiedenis er wel in.
In zijn poëzie die meestal figuurlijk en soms letterlijk over de bladzijden danst, incorporeert hij invloeden van buiten: teksten, talen, beelden. Bladerend door de bundel oogt dat als een verwoed zoeken naar vorm, maar het is wat zijn dilemma’s nodig hebben. Het is zijn manier van verhalen vertellen. Hij verloochent zijn spoken word achtergrond in Bokman niet.
Radna Fabias
Habitus van Radna Fabias had ook geen debuut kunnen zijn, zo af is de bundel al waarin de gedichten uit elkaar voortvloeien en in elkaar overlopen, zonder hun zelfstandigheid te verliezen. Radna Fabias schrijft poëzie die verre van vrijblijvend is. Eerst ging ze de confrontatie met zichzelf aan, en nu Habitus er is, dwingt zij degenen die haar lezen hun positie te bepalen.
Ze neemt de lezers mee naar oorden waar zij de strijd moest leveren die ze nodig had voordat zij zichzelf kon definiëren. Net als Arno Van Vlierberghe en Dean Bowen verschuilt Radna Fabias zich niet. Ook zij zoekt. Naar een thuis. Naar een vorm van zijn die recht doet aan haar diverse ik(ken).
Radna Fabias formuleert heel zorgvuldig, maar niet voorzichtig. Als dichter laat ze het achterste van haar tong zien en in haar Caribische en feministische kaarten kijken. Dat doet ze soeverein. Die soevereiniteit beschermt haar. Zoals ook haar taal haar beschermt tegen het al te autobiografisch duiden van wat er geschreven staat. Haar lyrische verhaaltaal, haar kort aangebonden, maar geen spoken taal.
reisgids iv
voor een paar gulden kunt u ook
de fictie van de caribische zorgeloosheid kopen
bij een zwarte man die een discreet soort cynisme beheerst zo discreet
dat u het eerst niet herkent en hij
misschien ook niet
hij rijdt u voor de beleving in een open automobiel met dikke wielen geschikt voor ruigere
oorden op een continent hier ver vandaan en ondanks het gebrek aan wilde dieren noemt
hij dit toch een ‘safari’
voor nog een handvol tientjes, rijdt hij u
naar baai één, baai twee, baai drie
hij maakt een tussenstop voor een foto bij baai vier
waar een bescheiden rij staat voor rode mensen
die zichzelf fotograferen
met het blauw op de achtergrond
voor het bleke thuisfront dat rilt
onder het juk van de winter
bij de laatste stop – de zoutpannen – glimlacht hij om hoe
de flamingo’s staan te slapen
tegenover de met elektronica worstelende reizigers
dat is zijn lievelingsmetafoor
Radna Fabias, Dean Bowen, Arno Van Vlierberghe en Elisabeth Tonnard: vier dichters waarvan er drie zonder voorbehoud het predicaat ‘dichter van het nieuwe millennium’ mogen dragen.
Wat in die overzichtsbundel niet nadrukkelijk genoemd wordt, is dat in de Nederlandse poëzie inmiddels ook een kleine dependance van de wereldliteratuur geopend is. Ook dat kenmerkt de poëzie van dit millennium. Dean Bowen, Radna Fabias en Simone Atangana Bekono – volgens velen ten onrechte niet genomineerd voor de C. Buddingh’ Prijs 2018 – zijn veelbelovende voorbodes.
Leave a Reply