In Bokman noemt Dean Bowen geen namen in zijn gedicht .canon. Halverwege de bladzijde staan alleen de woorden:
Ik herhaal hun namen, zodat ze niet uit monden gewassen worden.
Tijdens de uitreiking van de C. Buddingh’ Prijs noemt hij er een heleboel. Dean Bowen – met Bokman genomineerd voor die prijs – gebruikt de helft van de tijd die hem door de organisatie gegund is om zichzelf te presenteren voor het noemen van namen van anderen. Namen van niet-witte Nederlandse schrijvers. Het zijn er veel. De meesten zijn geen onbekenden voor de mensen in de zaal. Maar Dean Bowen heeft gelijk: aan hen wordt niet direct gedacht als het over de canon van de Nederlandse literatuur gaat.
Leave a Reply