Hun toon is totaal verschillend. Bij de één – Safiya Sinclair – spat het engagement van de pagina’s. De ander – Aurélia Lassaque – houdt het klein en confronteert een man van naam met een/zijn naamloze vrouw. De één – Aurélia Lassaque – baseert zich vrij letterlijk op het werk van een ander. En quête d’un visage is Odyssee van Homeros hernomen, terwijl Cannibal vooral verwijst naar Caliban, bij ons vooral bekend uit The Tempest van William Shakespeare.
Safiya Sinclair
Voor Safiya Sinclair is Caliban bij uitstek het personage om wat zij te zeggen heeft over postkoloniale identiteit aan op te hangen. Caliban is een anagram van ‘canibal’, en:
‘The word “cannibal”, the English variant of the Spanish word canibal, comes from the word caribal, a reference to the native Carib people in the West Indies, who Columbus thought ate human flesh and from whom the word “Caribbean” originated. By virtue of being Caribbean, all “West Indian” people are already, in a purely linguistic sense, born savage.’
De vijf delen van haar bundel Cannibal gaf ze allemaal een motto mee dat verwijst naar Caliban. Dreaming in Foreign is een gedicht ‘after Caliban’. Caliban is de personificatie van de mens in verzet.
Safiya Sinclair is strijdbaar en durft te confronteren. Dat doet ze in Cannibal. Dat deed ze tijdens Poetry International ook tijdens het dagelijkse praatprogramma Poetry Talks. Ze maakte het Daan Doesborgh, die weinig vat op haar poëzie en persoon leek te krijgen, moeilijk. Hij speelde een witte man en daar prikte zij genadeloos doorheen.
Wat hij wilde weten over haar tweetaligheid slaat de plank volledig mis. Dat ze haar werk niet in het patois – de taal die ze meekreeg op en van Jamaica – kan schrijven, omdat over de betekenis van woorden en de bouw van zinnen geen overeenstemming bestaat en betekenissen daardoor zouden schuiven, wil er bij hem niet in. Dat partois veel meer is dan een taal – het heeft historische, culturele en persoonlijke connotaties: ‘how do I explain that to a non-Jamaican?’ – vindt hij te jammer voor woorden. Hij zag veel in de suggestie van Robbert-Jan Henkes en Erik Bindervoet: een vertaling van Finnegans Wake van James Joyce in het partois en blijft er bij Safiya Sinclair zo op aandringen die vertaling te maken, dat ze uiteindelijk besluit iets in het idee te zien.
Aurélia Lassaque
Aurélia Lassaque is bescheidener, maar ook haar engagement is groot. Niet alleen kantelt ze in En quête d’un visage het perspectief. De nadruk ligt dit keer niet op Homeros’ held Odysseus, maar op de vrouw. Ze heeft geen naam, maar zij moet Penelope zijn. Maar Aurélia Lassaque laat het niet bij een hervertelling van een canoniek verhaal. En quête d’un visage gaat ongezegd ook over de geschiedenis die steeds opnieuw in een andere gedaante in het heden opduikt. De man onderweg die pas na jaren zijn bestemming hervindt, kan vandaag de dag ook een vluchteling zijn.
Een goed verhaal overstijgt de schrijver en verdient het om opnieuw verteld te worden. Het is zoals ‘zij’ het in de proloog van En quête d’un visage zegt:
Ook Aurélia Lassaque is tweetalig. Ze dicht in het Frans en in het Occitaans. Haar ‘Ulysse’ en ‘elle’ zijn tweetalig.
De poëzie van Aurélia Lassaque zingt en zelf zingt ze ook. Ze hecht aan de klassieke opbouw van haar poëzie en dan zijn (ge)zang en (spreek)koor gekende vormen. Aurélia Lassaque zingt en als ze zingt klinkt ze zoals de Sirenen geklonken moeten hebben die maakten dat Odysseus zich uit voorzorg aan een mast liet binden.
Leave a Reply