Terwijl ik op een berg nauwelijks aan lezen toekwam, maakte de CPNB bekend dat het tijdens de komende Boekenweek over ‘de moeder de vrouw’ zal gaan. De storm van verontwaardiging die vervolgens opstak, deed het weer op mijn berg omslaan. Twee weken lang was er geen druppel gevallen – terwijl het waar ik was elke dag hoort te regenen – maar nu kwam de regen met bakken uit de hemel. De wind waaide koppen op de golven in de fjord.
Hoe haalde de CPBN het in haar hoofd: vrouwen thematiseren onder de noemer ‘de moeder de vrouw’. En dan vervolgens ook nog twee mannelijke auteurs naar voren schuiven om het geschenk en het essay te schrijven. Op de schouders van Jan Siebelink en Murat Isik rust nu een extra zware taak. Zij moeten niet alleen een geslaagd geschenk dan wel een overtuigend essay schrijven, maar ook bewijzen dat zij ondanks hun sekse hun uitverkiezing waard zijn.
Dat de schrijver van het Boekenweekgeschenk geheel vrij is in de keuze van het onderwerp doet er nu nog minder dan andere jaren toe. Dat de kijk van een Turks-Nederlandse schrijver op moederschap op de grens van twee culturen een interessante insteek kan zijn, is onder de gegeven omstandigheden ook niet langer relevant.
De derde man in het verhaal – Martinus Nijhoff – komt in het hele kritische verhaal nauwelijks voor. Terwijl het thema van de Boekenweek 2019 toch aan een van zijn gedichten is ontleend. Het was zijn ik dat toen het naar Bommel ging om de brug te zien de stem van een vrouw hoorde die hem aan zijn moeder deed denken:
De moeder de vrouw
Ik ging naar Bommel om de brug te zien.
Ik zag de nieuwe brug. Twee overzijden
die elkaar vroeger schenen te vermijden,
worden weer buren. Een minuut of tien
dat ik daar lag, in ‘t gras, mijn thee gedronken,
mijn hoofd vol van het landschap wijd en zijd –
laat mij daar midden uit de oneindigheid
een stem vernemen dat mijn oren klonken.
Het was een vrouw. Het schip dat zij bevoer
kwam langzaam stroomaf door de brug gevaren.
Zij was alleen aan dek, zij stond bij ‘t roer,
en wat zij zong hoorde ik dat psalmen waren.
O, dacht ik, o, dat daar mijn moeder voer.
Prijs God, zong zij, Zijn hand zal u bewaren.
Hoewel die vrouw een vrouw aan het roer is, maakt de CPNB het zichzelf met de keuze voor dit thema te makkelijk – en deze kritiek gaat verder dan de m/v-verontwaardiging. Met de keuze van haar thema wekt zij de indruk aan te sluiten bij een trend in de Nederlandse literatuur. Er waren nogal wat met name mannelijke auteurs die de afgelopen jaren een moederboek schreven. Een greep: Adriaan van Dis (Ik kom terug), Arnon Grunberg (Moedervlekken), Maarten ’t Hart (Magdalena), Erwin Mortier (Gestameld liedboek) en recent Peter Verhelst (Voor het vergeten).
En die indruk versterkt zij door zowel de opdracht voor het Boekenweekgeschenk als die voor het Boekenweekessay te verstrekken aan een man.
De CPNB meent met het thema recht te doen aan de rijke traditie van moederboeken in de (wereld)literatuur:
‘Twee identiteiten, zijn zij onlosmakelijk met elkaar verbonden? Een relevante vraag waar je heel verschillend op kunt antwoorden; een onderwerp dat net zo veelzijdig is als dat er moeders en vrouwen zijn. Niet voor niets is het dan ook een regelmatig terugkerend onderwerp voor maatschappelijk debat. Het thema kent twee verschillende perspectieven, die van de moeder zelf maar ook die van het kind. Ervaringen met moederschap lopen uiteen van een ‘natuurramp’ (Joke Smit) tot het mooiste dat je kan overkomen. En waar blijft de begeerte van de moeder de vrouw? Kinderen kunnen idolaat van hun moeder zijn of juist hele strenge criticasters. Al deze zienswijzen leveren een leger aan literaire moeders op, van Medea tot oermoeders’,
maar ziet schijnbaar niet dat ze in een tijd waarin in een veel breder verband over gender, diversiteit en emancipatie gesproken en gediscussieerd wordt de plank volledig mis slaat met de inperking van het thema tot de rol van de vrouw als moeder.
De CPNB had zich in het huidige maatschappelijk debat kunnen mengen door een breder perspectief te kiezen én door ook – niet alleen – vrouwelijke auteurs aan het woord te laten. Dat was het beste geweest. Maar de vraag is of dat van de CPNB verwacht kon worden. De organisatie die de belangen van het boekenvak behartigt, maakte de afgelopen jaren zelden gedurfde en vooruitstrevende keuzes, ook al werd het Boekenweekgeschenk in de afgelopen drie jaar twee keer geschreven door een vrouw.
Maar het was allemaal al minder erg geweest als ‘de moeder de vrouw’ anders ingevuld was. Als de CPNB bijvoorbeeld vanwege het ontlenen van het thema aan het gedicht De moeder de vrouw Marja Pruis gevraagd had het essay te schrijven. Zij schreef bijna twintig jaar geleden De Nijhoffs of de gevolgen van een huwelijk en kijkt daar in het recent verschenen De Nijhoffs en ik – of de gevolgen van een genre op terug.
Of Jan Siebelink in plaats van het Boekenweekgeschenk het essay had laten schrijven. Want de moeder lijkt in zijn door een gelovige vader gedomineerde romans een ondergeschikte rol te spelen, maar dat is voor een belangrijk deel schijn. Dan had Mensje van Keulen het Boekenweekgeschenk kunnen schrijven. Of Sanneke van Hassel. Of… er zijn er zoveel die het net als Jan Siebelink ook hadden gekund.
Het is allemaal achteraf gepraat. De CPNB heeft gesproken en terugkomen op een eenmaal genomen en publiek gemaakt besluit is geen optie. Maar het zou de CPNB sieren als zij toegeven dat gemaakte keuze niet de meeste gelukkige is en dat ze zich iets gelegen laat liggen aan de geuite kritiek (in plaats van te benadrukken dat het haar om sterke vrouwen te doen is).
Hoe, dat mag de CPNB zelf weten, als de lezer het tijdens de Boekenweek 2019 maar merkt.
(Als ze dan nu en in de aanloop naar de Boekenweek ook de naam van Renate Dorrestein regelmatig laten vallen, is het helemaal goed. Ook op haar bibliografie prijkt een De moeder de vrouw, al gaat het hier om een paraplutitel die de lading dekt die bestaat uit Ontaarde moeders en Mijn zoon heeft een seksleven en ik lees mijn moeder Roodkapje voort. Renate Dorrestein wist wat het betekende om een Boekenweekgeschenk (Want dit is mijn lichaam, 1997) en een Boekenweekessay (Laat me niet alleen, 2008) te schrijven.)
Ondertussen staat het schrijvers, uitgevers, boekverkopers en literair journalisten vrij om (ludieke) acties te bedenken.
Leave a Reply