Een wereldbeeld reconstrueren uit verhalen die hun geheim niet altijd meteen prijsgeven
De eerste verhalen in De bedelaar en andere verhalen – De bedelaar, In een Londense pub en De kluizenaar uit de Zwarten Bergen – zijn filosofisch van aard en abstract van karakter. Net als je denkt dat je de kerngedachte te pakken hebt, ontglipt die je weer, omdat er nog iets toegevoegd wordt dat zich moeilijk in laat passen zonder dat het geheel aan het wankelen slaat. Het titelverhaal De bedelaar bijvoorbeeld gaat over de gelijkheid van om het even welke manifestatie van iets dat is. ‘Van iets dromen of het bedenken is het een zijnsvorm geven in de ziel; dat is genoeg om te bestaan, even werkelijk te bestaan als wij. Het zijn kent geen gradaties. Iets is of is niet. Aangezien het is, staat het op gelijke hoogte met alles, op hetzelfde niveau als alles.’ Misschien een tikje vreemd voor wie niet gewend is op die manier naar de werkelijkheid te kijken, maar ik wil best aannemen dat het zo zit.
Maar als de bedelaar vervolgens zegt: ‘De dood is de bevrijding van de tastbaarheid der dingen. Wanneer je op sterven ligt, zie je de dingen niet meer ruimtelijk; dan zie je ze als ziel. Het hiernamaals van elk ding is niet langer een ander ding, andere dingen; het wordt de ziel van dat ding’ kost mij dat al meer moeite. Zie ik het hiernamaals van een ding nu dan als een ander ding? Ik wil het vatten en blader terug naar waar ik misschien de aansluiting gemist heb.
Fernando Pessoa gebruikt woorden die je kent en waarvan je denkt dat je weet wat ze betekenen, maar die binnen de context van zijn verhalen de betekenis krijgen die hij eraan geeft. Dat maakt dat je in de verhalen – filosofische bespiegelingen – die toch al fragmentarisch van aard zijn, geen woord mag missen. De aandacht mag niet verslappen.
Dapper doorlezen en doen of je het begrijp is er niet bij: ‘Een verklaring die ons zien ons geeft is dat wij delen zijn van een geheel (wij zijn klein ten opzichte van de grootheid van het heelal); welnu, als delen van een geheel kunnen we dat geheel onmogelijk begrijpen. Iets begrijpen – je hoeft maar naar de etymologie te kijken – betekent dat iets omvatten; met andere woorden erbuiten staan.’ Het beeld snap ik, de consequenties niet zo één twee drie.
Als ik kort daarna in De ontdekking van de wereld: over Hannah Arendt van Peter Venmans het volgende lees – het gaat dan over de betekenis van de uitvinding van de telescoop door Galileo Galilei: ‘Volgens Arendt heeft dit eenvoudige instrument echter onze manier van kijken en dus onze plaats in het universum totaal veranderd. Dankzij de telescoop kon de mens een beetje voor God spelen: hij kon de wereld onderzoeken alsof hij er zelf soeverein buiten stond. Door te meten nam hij bovendien de maat van de dingen. Die afstandname impliceert volgens Arendt een eerste, misschien nog onschuldige verwijdering van de wereld of “wereldvervreemding” ’ verbeeld ik me dat ik het begin te begrijpen.
Het wereldbeeld van Fernando Pessoa ligt besloten in de tot verhalen gecondenseerde ideeën, en dat wereldbeeld wil ik reconstrueren. Zin, zien, zijn, waarnemen, werkelijkheid, waarheid: dat zijn in de eerste verhalen in De bedelaar en andere verhalen de kernbegrippen.
Plotloze verhalen zijn het. ‘Statische verhalen’ noemt bezorgster Ana Maria Freitas ze: ‘waar alle beweging in het hoofd zit en bestaat uit een stroom gedachten en ideeën tussen twee mensen, een die onderricht en een ander die leert.’ Even daarvoor schreef ze: ‘Wat Pessoa aanduidt als intellectuele verhalen, waarvoor hij een of meerdere delen voorziet, zijn verhalen die gebaseerd zijn op filosofische begrippen en als vorm gesprekken tussen een meester en zijn leerling hebben. Het uitwerken van een theorie of redenering waarbij hij filosofische, metafysische of wetenschappelijke kwesties aansnijdt in de vorm van fictie, komt vaker voor bij Pessoa.’
Wat Ana Maria Freitas beoogt met De bedelaar en andere verhalen is ‘een beeld geven van de verscheidenheid aan verhaalvormen’ die in de nalatenschap van Fernando Pessoa gevonden zijn.
Dat is wat mij betreft wel gelukt. Vier van de twaalf verhalen zijn ‘statisch’. De andere geven hun verhaal eenvoudiger prijs, al zijn ook zij meer dan de vertelling aan de oppervlakte. Proza is bij Pessoa nooit – of in ieder geval zelden – verstrooiend.
Het eerste verhaal waarbij ik het gevoel had een beetje achterover kon leunen – achteroverleunen als in ‘Ziezo, de opzet is gelukt. Wij zijn onder elkaar’ – is De perversie van het verre. Twee mannen staan op een kade. De manier waarop ze naar de overkant kijken is voor beiden genoeg om elkaar in vertrouwen te nemen, al vraagt één van hen zich achteraf af of het gesprek wel plaatsgevonden heeft.
De personages in veel van de verhalen in De bedelaar en andere verhalen hebben met elkaar gemeen dat ze geen van allen hoog in aanzien staan. Het zijn mensen die uit overtuiging of noodgedwongen leven in de marge van de maatschappij, maar aan die omstandigheden wel hun inzichten danken. Een dief mijmert over de relatie tussen genot en solidariteit, en komt tot de conclusie dat een kunstenaar – ook diefstal is een schone kunst – niet zonder publiek kan. Een landloper propageert ‘de wet van het leeglopen en de regel van het ambulante nietsdoen, maar ik weet opperbest dat de verlokkingen van de wereld bijna iedereen tegenhouden mij te volgen.’ Een echtgenote verklaart dat haar man vermoord te hebben omdat ‘dag in dag uit dezelfde man’ een weerzinwekkende gedachte werd.
Ook in die verhalen gaat het om Pessoa’s kijk op de wereld. Met een minimum aan personages en decor – en dat is niet hetzelfde als ‘overdaad schaadt’ of ‘less is more’, want de traditionele vertelwetten gelden bij Pessoa vaak niet – schept hij een omgekeerde wereld, die de lezer dwingt zich in de schepper te verplaatsen. Of de lezer zich ook in de personages kan verplaatsen lijkt van ondergeschikt belang.
In de laatste twee verhalen is dat anders. De grammofoon en De papegaai gaan over de kwetsbaarheid van de menselijke ‘ziel’ – ik zet het maar even tussen aanhalingstekens, omdat de ziel een terugkerend thema is, maar vaak in transcendente zin. Het eerste gaat over de helende werking van de muziek en de harteloosheid waarmee een ander dat geluk misgund wordt. Het tweede voeten dat ook het verdragen van getreiter grenzen kent.
Hoe abstract of concreet de twaalf verhalen in De bedelaar en andere verhalen ook zijn, ze gaan allemaal over de verhouding tussen de mens en zijn omgeving – in de ruimste en ruimtelijkste zin van het woord. Twaalf verhalen, losgeweekt uit de immense hoeveelheid nagelaten paperassen in een hutkoffer/de arca – om precies te zijn: 27.543 losse velletjes beschreven papier – die laten zien waartoe Fernando Pessoa als denker en als schrijver in staat was.
De fantasie van de man die ook nog eens 127 – dat is volgens Harrie Lemmens de meest recente stand – alter-ego’s/pseudoniemen/heteroniemen ‘bedacht’, leverde in literaire zin van alles op: helder verwoorde – maar desondanks niet altijd bij eerste lezing te doorgronden – gedachten; fantasievolle vertellingen; lyrische maar ondanks dat soms betogende poëzie, fabels, columns, brieven, detectives… zowel Harrie Lemmens als Ana Maria Freitas benadrukken zijn veelzijdigheid en stilistische kwaliteiten. Het is aan Pessoa’s besluiteloosheid te wijten dat hij niet eerder ‘ontdekt’ is. Hij kon maar niet beslissen in welke samenstelling en in welke volgorde wat hij schreef gepubliceerd moest worden. Met als gevolg dat er tijdens zijn leven nauwelijks iets verscheen.
De bedelaar en andere verhalen werd vertaald en van een voorwoord voorzien door Harrie Lemmens.
De bedelaar
Fernando Pessoa (vertaling: Harrie Lemmens)
Amsterdam : Arbeiderspers, 2013
ISBN 978-90-295-8726-6
Deze recensie schreef ik voor De Contrabas.
Leave a Reply