Ze kennen elkaar niet. Kunnen elkaar ook niet kennen. Ze ontstonden onafhankelijk van elkaar in de hoofden van twee totaal verschillende mensen. Het zou wel kunnen dat één van die twee het personage dat al lang geleden door de ander verzonnen werd, kent. Zij heeft er de leeftijd voor. In haar jeugd kan ze Kunt u mij de weg naar Hamelen vertellen, meneer? gekeken hebben.
Zij is Maria Vlaar. In haar verhaal De ongeborene komt een schoenmaker voor die mij aan Barendje deed denken. Jeroen heet hij. Jeroen lijkt zijn zaakjes goed voor elkaar te hebben. Die suggestie weet Maria Vlaar met kleine details te wekken.
Ze heeft ook geen grote woorden nodig om de lezer een paar bladzijden later te doen beseffen dat Jeroen de touwtjes van zijn leven veel minder stevig in handen heeft dan het hebben van een eigen zaak en een (zwangere) vrouw doen vermoeden.
Bijna tegelijk komen Jeroen en de lezer tot de conclusie dat hij/de jonge schoenmaker verstrikt is geraakt in een heel ander leven dan hem voor ogen stond. Als hem al een leven voor ogen stond:
‘Misschien heeft Jeroen niet voldoende nagedacht hoe hij zijn leven leiden wil; als hij dat gedaan had, was zijn leven vast anders verlopen. Tegelijk is er ergens diep in hem, waar hij niet bij kan en geen weet van heeft, het gevoel dat het goed is wat hem nu overkomt. Hiermee moet hij verder leven. Het begon met de overname van de schoenmakerij; daarna stierf zijn vader, ontmoette hij Renske op het strand en trok de buurman in bij Jeroens moeder. Sindsdien ziet hij haar minder. Dat komt goed uit, want hij heeft veel tijd nodig om Renske te helpen.’
Jeroen heeft een eigen zaak. Dat geldt niet voor Barendje Stip. Die moet het vak nog leren. Maar uit wat Harrie Geelen in de eerste hoofdstukken van De weg naar Voorgoed over Barendje Stip schrijft, kun je niet anders opmaken dan dat het met Barendje wel goed gaat komen. Hij is een toegewijde leerling, al blijkt dat misschien niet uit het eerste beeld dat de lezer van hem krijgt:
‘Barendje Stip wreef even in zijn ogen, plukt een spijkertje uit zijn voorschoot en klopte het slaperig in de hak van de herenschoen. Het was donder in de schoenlapperij, want hij had de olielamp laag gezet. Pint, zijn stiefvader, was nog niet thuis geweest sinds de vorige nacht. De nacht van het feest voor de rattenvanger.’
Ook het leven van Barendje neemt een wending die hij zelf niet voorzien heeft. Een tamelijk dramatische wending: de rattenvanger neemt wraak als hij zijn van te voren afgesproken beloning niet krijgt.
Barendje is een van de kinderen die hij meelokt. Barendje wordt heel snel Barend. Hij kan goed omgaan met de druk van de situatie.
Ik kan me niet precies herinneren wat er in de loop van Kunt u mij de weg naar Hamelen vertellen, meneer? allemaal met Barend(je) gebeurt. De trilogie die Harrie Geelen schreef, zal het leren. Het is hetzelfde verhaal, maar minder schematisch verteld.
Leave a Reply