Op mijn schrijftafeltje ligt De Kleine Prins van Antoine de Saint-Exupéry. Dat is niet omdat Frank Westerman er zijn Wij, de mens mee begint. De Kleine Prins ligt daar omdat ‘we’ eergisteren zijn kleurrijke Nederlandse uitgever hebben begraven. Dat wil zeggen, ‘we’ waren met velen om afscheid van hem te nemen, daarna werd Willem Donker in besloten kring begraven.
Ik zou willen dat ‘we’ heel literair Rotterdam betrof, maar ik zag maar weinig mensen uit het circuit, en van degenen die er wel waren, behoorden de meesten tot de sprekers. Uit hun woorden klonk meer dan alleen professionele waardering door voor de manier waarop Willem Donker uitgever was. Maar dat de uitgever Willem Donker uitstekend werk verrichtte en naast zijn fonds ook degenen die wat hij uitgaf aan de man moesten brengen uiterst serieus nam, is duidelijk. Dat zij hem op hun beurt ook hoogachtten ook.
Voormalig boekverkopers Maria Heiden en Gijs Roodhorst, Frans Meijer, oud-directeur van de Bibliotheek Rotterdam, auteur Berenice Noordam en vormgever Pieter Kers keken terug op hun samenwerking met een uitgever zoals er niet veel waren en inmiddels nog veel minder zijn.
Tachtig wordt de door zijn vader opgerichte uitgeverij dit jaar. Net zo oud als Willem Donker geworden zou zijn als hij niet op 7 oktober onverwacht was overleden. Dat straks alle brieven van Erasmus in boekvorm beschikbaar zijn – dat beschouwde Willem Donker als zijn magnum opus, maakt hij niet meer mee.
Ik schudde Willem Donker een keer de hand (ik kende hem dus niet persoonlijk). Dat was drie jaar geleden toen hij in de zaal zat tijdens een aflevering van Kill your Darlings en het panel het door hem uitgegeven Hannema’s universum: de oorlogsjaren van de directeur van Museum Boymans van Tjeu Strous besprak.
Dat was hem dus. Achter het ietwat afstandelijke ‘Uitgeversmaatschappij Ad. Donker bv’ dat prominent vermeld staat in De Kleine Prins en de versie waarin ik kennis maakte met Alice in Wonderland van Lewis Carroll ging een kleurrijke, flamboyant ogende man met een opvallende snor schuil.
Of hij toen een vlinderdas of een sjaaltje droeg, herinner ik me niet meer, maar beide bleken tot zijn standaard-outfit te horen. En pas eergisteren, toen ik het doek zag dat zijn kist bedekte, realiseerde ik me met wie hij die wapperende sjaal gemeen had. Met ‘de kleine prins’.
Leave a Reply