Zij – de naamgever, maar niet per se het hoofdpersonage, die eer moet ze delen met troubadour Thomas van Blondel – leefde van 1122 (het kan ook 1124 geweest zijn) tot 1204. Zij: Eleonora van Aquitanië.
In Eleonora en de liefde (2016) van Pim Wiersinga is zij behalve wat ze in de geschiedenis was – hertogin van Aquitanië, koningin van Frankrijk en Engeland, en moeder van Richard Leeuwenhart en Jan zonder Land – beschermvrouwe van de minnezangers.
De schrijver laat haar in zijn historische roman de liefde in allerlei vormen en toonaarden beleven. En haar – net als in de werkelijkheid – meer dan eens bedrogen uitkomen. Zij is niet de enige in de roman die de romantische liefde tot in haar verste uithoeken leert kennen.
De liefde is in Eleonora en de liefde ook inzet van een theologische discussie. In zijn Traktaat der liefde benadrukt de wel heel erg recht in de christelijke leer Andreas Capellanus – halfbroer van troubadour/minnezanger Thomas – het verderfelijke van de liefde: ‘Liefde, minne, hartstocht, compassie – noem het wat u wilt – is derhalve menselijk, want getekend door de zondeval en vatbaar voor alle verleidingen waarmee de Boze ons belaagt.’ Terwijl Eleonora de goddelijke oorsprong bepleit, verwijzend naar de brief van Paulus aan de Korintiërs. Een kwestie die van Eleonora en de liefde veel meer maakt dan in een het verleden gesitueerd (liefdes)verhaal.
De historische roman van Pim Wiersinga waarin wereldbeelden beginnen te kantelen, is doortrokken van (de) liefde. Geen wonder dus dat die roman Eleonora en de liefde heet.
Echter. Toen Pim Wiersinga zijn roman schreef, heette het boek nog Eleonora en de dood. En: ik las Eleonora en de liefde wetende dat de titel pas op het allerlaatste moment op voorstel van de uitgever veranderde.
Ik probeerde me tijdens het lezen voor te stellen waarom Wiersinga aanvankelijk de nadruk wilde leggen op de dood. De dood, inclusief de dood die op de loer ligt, die in zijn roman absoluut aanwezig is – de dood is immers onafwendbaar, toen (nog) meer dan nu – maar niet, filosofisch noch theologisch, ter discussie gesteld wordt. De dood legt het ook in dat opzicht toch echt af tegen de liefde in de definitieve versie van zijn roman. Dat op het omslag – een detail van een fresco van Pisanello – de dood prominent aanwezig is en van de liefde elk spoor ontbreekt, doet daar niets aan af.
Ik vroeg me ook af of ik – bevangen als ik was door de voorkennis – een ander boek las, dan de lezers die niet beter wisten dan dat de roman altijd al Eleonora en de liefde heette, en kwam uiteindelijk tot de conclusie dat die wetenschap nauwelijks invloed heeft gehad.
Waarschijnlijk was me minder opgevallen hoeveel gedaanten de liefde in de roman aanneemt, maar dat waar het mij in deze historische roman om gaat – geloofwaardig fabuleren binnen de beperkingen die een historische context nu eenmaal oplegt en vervolgens de lezer laten geloven dat iedereen echt bestaan heeft en alles waargebeurd is – bleef onaangetast.
Leave a Reply