Maaike Meijer begint er haar biografie van Frederike Harmsen van Beek bijna mee. Zo belangrijk vindt ze het moment dat Frederike, die zich teruggetrokken heeft in haar schuilplaats tussen de twee verdiepingen in het huis aan de Torenlaan in Blaricum waar ze met haar ouders woonde, een gesprek tussen haar vader en haar moeder afluistert:
‘Ik hoorde ze zeggen dat mijn moeder mij zo verschrikkelijk lelijk vond, en dan nog dat brilletje. En toen zei mijn vader: “Nou, dat kind is helemaal niet lelijk en die bril heeft ze nodig anders ziet ze niets. Maar om haar daarom lelijk te vinden…”. (…)’
Toen ze luistervinkte was Frederike zeventien. Ze is eenenzeventig als ze zich het hele gesprek nog bijna woordelijk weet te herinneren.
Haar biografe merkt dit moment aan als een kantelpunt in het leven van Frederike, die dan nog Ten Harmsen van der Beek heet, en Fritzi genoemd wordt:
‘Dit afgeluisterde gesprek tussen de ouders is een geboorte, namelijk van het afgewezen kind. De vader neemt het weliswaar voor zijn dochter op, maar hij zet niet door. (…)
Het afgeluisterde gesprek doorsnijdt een ander proces: dat van de geboorte van een jonge kunstenaar. Want op haar zeventiende heeft Fritzi al gekozen voor de literatuur. (…)’
De plaats die Frederike in het gezin wordt door Maaike Meijer als bepalend gezien voor de loop die haar (kunstenaars)leven neemt.
Inmiddels ben ik halverwege Hemselse mevrouw Frederike: biografie van F. Harmsen van Beek [1927-2009] en heb ik nog geen reden om aan te nemen dat wat Maaike Meijer vindt bezijden de waarheid is.
Parallel aan Hemelse mevrouw Frederike lees ik Sikkel, gedichten van Ruth Lillegraven. Misschien zijn het geen gedichten, maar blijkt het uiteindelijk één gedicht of prosa in verzen te zijn. Zover ben ik nog niet. Ik heb al wel kennisgemaakt met Endre, die het, als wat er op de achterflap staat klopt, heel moeilijk gaat krijgen. Voorlopig is hij nog jong, kijkt hij vol verwondering naar de wereld. Maar een eerste voorteken van naderend onheil heeft zich al wel degelijk afgetekend. Net als Frederike hoort ook Endre woorden die eigenlijk niet voor zijn oren bestemd zijn.
Hij is nog jong. Jonger dan Frederike toen zij haar moeder hoorde oordelen. Hij is vastbesloten die woorden te logenstraffen.
WAT MIJN MOEDER ZEGT
endre is anders, hoor ik
mijn moeder een keer tegen
haar moeder zeggen, knut en
john, die zijn blij en wild zoals
jongetjes horen te zijn, zegt ze, en
weet niet dat ik buiten op het trapje
zit en elk woord hoor, ja, knut en john
zijn hier en daar en overal, bijten, stoeien
en vechten, zijn zoals jongetjes moeten zijn
zegt ze, maar endre, die is zo vreemd, meestal
alleen, praat met zijn dennenappels, toch praat svein
met hem alsof hij volwassen was, omdat hij de oudste
is en de boerderij zal overnemen, terwijl knut en john
rondhollen en lachen en lachen, zo zorgeloos, zij die
gewoon een grote vreugde zijn, moeten eens de wereld
in om hun geluk te beproeven, ja, was endre maar meer
zoals zij, zegt ze, en ik kan niets zeggen, maar op een
dag zal ik haar laten zien dat ook ik alles kan
doen, alles kan dragen en alles kan zijn
(vertaling: Liesbeth Huijer)
Sikkel
Ruth Lillegraven (vertaling: Liesbeth Huijer)
Maastricht : Azul, 2018
ISBN 978-94-92401-27-4
Hemelse mevrouw Frederike: biografie van F. Harmsen van Beek [1927-2018]
Maaike Meijer
Amsterdam : De Bezige Bij, 2018
ISBN 978-94-031-3600-4
Leave a Reply