‘Eén keer per jaar wordt de aanwezigheid van De Grote K gecontroleerd en van tijd tot tijd wordt hij met zijn zes naaste familieleden vergeleken. Hij wordt dan vanonder zijn drie stolpen vandaan gehaald, gewassen met alcohol en na een stoombad voorzichtig drooggewreven met een zeem van het fijnste geitenleer. Wanneer het Internationale Comité voor Maten en Gewichten het nodig vindt, zo eens in de twintig, dertig jaar, reizen bovendien van overal ter wereld de tientallen nationale kilo’s naar Parijs om gekalibreerd te worden. Zou de tropische lucht van Brazilië, een tsunami in de Stille Oceaan of een aardschok in een of ander instabiel, ver land een verandering teweeggebracht hebben? Le Grand K zelf ontmoeten ze niet. De zes broers nemen de verplichtingen waar.’
Zo staat het in Dijk: een vergelijking, de roman van H.M. van den Brink, waarin twee collega’s die werkzaam zijn in het ijkwezen het verhaal dragen. Ze werken al meer dan veertig jaar samen als het afscheid van Dijk aanstaande is. De ander kijkt terug op het samenwerken met een man die misschien wel nooit zijn ware gezicht heeft laten zien. Hij (her)ijkt hun collegialiteit.
Natuurlijk komt Le Grand K / De Grote K in de roman Dijk voor. De Grote K is dé Kilo. Altijd geweest.
Altijd geweest, maar de kilo zoals Dijk en zijn naamloze collega die kenden, staat op het punt te verdwijnen. Le Grand K / De Grote K is binnenkort niet langer het ijkpunt. ‘Le grand K bleek niet erg betrouwbaar meer. Iets te vaak afgestoft wellicht, de buitenste atomen per ongeluk weggepoetst’, constateert een natuurkundige in een stuk van George van Hal in de Volkskrant dat gewijd is aan de nieuwe definitie van de kilo.
In Dijk wordt het einde van de kilo al voorspeld:
‘7.4 Het had een koortsdroom kunnen zijn, maar het was echt. De meter was te kort, de kilo slonk.
De meter had een nieuwe grondslag gevonden. Nu alleen de kilo nog. Een kwestie van tijd. Letterlijk. Van een nieuwe formule.’
Het herdefiniëren kostte tijd. Maar nu is het (bijna) zover.
Leave a Reply