Volgens Sven Vitse wordt de Nederlandse literatuur net als de Nederlandse politiek conservatiever. Geïnspireerd door het proefschrift van Merijn Oudenampsen The conservative embrace of progressive values – de handelseditie verscheen onder de titel De conservatieve revolte: een ideeëngeschiedenis van de Fortuynopstand – waarin de wortels van nieuwrechts blootgelegd worden, stelt hij zich in het artikel Schuld en woede: nieuw conservatisme in de Nederlandse literatuur, verschenen in het themanummer over politiek en literatuur van Vooys: tijdschrift voor letteren, de vraag of die ruk naar rechts (al) zichtbaar is in de Nederlandse literatuur. En de vraag stellen, lijkt voor hem wel de vraag beantwoorden:
‘Ik wil aannemelijk maken dat dit nieuwe conservatisme zich literair manifesteert in een onvrede met de progressieve consensus die werken van uiteenlopende politieke en ideologische strekking met elkaar verbindt. Dit conservatisme gaat bovendien vaak gepaard met een discours van schuld en slachtofferschap. Personages voelen zich slachtoffer van maatschappelijke of persoonlijke omstandigheden, voelen zich beschuldigd van een onrecht dat ze niet als hun verantwoordelijkheid ervaren, of verwijten degene die dat onrecht aankaart slachtofferschap.’
Een interessante aanname, en misschien is het waar wat Sven Vitse aan het einde van zijn stuk concludeert, maar hij overtuigt mij niet. Hoewel ook Harnas van Hansaplast van Charlotte Mutsaers en Oude meesters van Joost de Vries even ter sprake komen, baseert Sven Vitse zijn onderzoek voornamelijk op Goed volk van Teun van der Keuken en Voorwaardelijke liefde van Thierry Baudet. Wat mij betreft niet de twee meest voor de hand liggende schrijvers als het om ‘de Nederlandse literatuur’ gaat. Vanwege die wankele basis lijkt het mij voorbarig om zijn conclusies op de Nederlandse literatuur in het algemeen van toepassing te verklaren.
Dissertatie en artikel waren vorige week beide inzet van een door Vooys georganiseerd debat waarin opnieuw de vraag centraal stond of de Nederlandse literatuur verrechtst. Deelnemers aan dat debat: socioloog/politicoloog Merijn Oudenampsen, literatuurwetenschapper Frans-Willem Korsten, schrijver/theatermaker Marjolijn van Heemstra en literatuurwetenschapper/critica Saskia Pieterse. Moderator van dienst: Sven Vitse.
Helaas voor Sven Vitse, maar de deelnemers aan het debat waren het over één ding redelijk snel eens: een ruk naar rechts maakt de Nederlandse literatuur niet. Met name Frans-Willem Korsten is hierover heel stellig.
Het tegendeel is eerder waar: grote namen als Tommy Wieringa en Arnon Grunberg spreken zich uit tegen de conservatieve wending die in de maatschappij waarneembaar is. Een (tegen)reactie die door Merijn Oudenampsen direct geduid wordt: de literatuur had lang een rechtsere signatuur dan de samenleving. De manier waarop schrijvers als Wieringa en Grunberg (maar ook Marjolijn van Heemstra) zich mengen in het debat, laat zien dat inmiddels eerder sprake is van een omgekeerde beweging.
Saskia Pieterse ziet wel een literaire ‘trend’ die volgens haar niet losstaat van de huidige maatschappelijke ontwikkelingen: schrijvers zijn zich hyperbewust van de perceptie van hun werk. Het duidelijkst manifesteert zich dat in de toename van vragen rondom identiteit. Ze ziet schroom bij de witte mannen onder de schrijvers, waaronder Joost de Vries en Daan Heerma van Voss, als het gaat om de vraag wie er mag spreken voor en namens wie. Het is volgens haar nog te vroeg om te beoordelen of dit een ontwikkeling ‘waar we doorheen moeten, of dat dit het is’.
Saskia Pieterse maakte ook de opmerking die mij het meest is bijgebleven: ‘het is een taboe om naar het wereldbeeld van de schrijver te kijken’. In recensies gaat het volgens haar te vaak over/om stijl en komen de ideeën en het gedachtegoed van de auteur te weinig aan bod. Haar klacht vond geen gehoor bij de overige panelleden, en ook vanuit de zaal werd niet om een nadere uitleg gevraagd. Terwijl Saskia Pieterse hier een interessante kwestie aankaart, waar veel kanten aan zitten. Iets om wat langer bij stil te staan en op een later moment op terug te komen.
‘Maakt het uit wat er in de literatuur gebeurt?’ vroeg één van de aanwezigen toen ook de mensen, voor het merendeel studenten, in de zaal in de gelegenheid gesteld werden een vraag te stellen. Een vraag die de discussie dood had kunnen slaan, maar uiteindelijk voor een zekere opluchting zorgde. Want voor een sluitend antwoord op de vraag of er in de hedendaagse Nederlandse literatuur sprake is van conservatisme – wat daar dan ook precies onder verstaan mag worden – is het ondanks de stelligheid waarmee de verrechtsing ontkend werd eigenlijk nog te vroeg. Laat de literatuur dus voorlopig haar eigen gang maar gaan.
Leave a Reply