Nee, ik ben Ilja Leonard Pfeijffer gisteren niet vergeten in mijn overzicht van memorabele romans in 2018 gelezen. Maar ik ben wel vergeten om de twee delen De moord op Commendatore van Haruki Murakami voor vandaag op de foto te zetten. Weliswaar begon het leesjaar niet met Murakami, maar ik gaf met het oog op het festival dat begin 2018 ter gelegenheid van het verschijnen van De moord op Commendatore (vertaling: Elbrich Fennema – hier over het vertalen van Murakami- en Luk van Haute) gehouden werd op het SS Rotterdam voorrang aan die twee dikke delen. Niet dat ik verwachtte dat tijdens die twee dagen heel inhoudelijk op deze roman ingegaan zou worden, maar ik wilde wel voorkomen dat iemand per ongeluk iets over het verloop van het verhaal zou vertellen.
Aan het eind van 2017 en aan het begin van 2018 verkeerde ik dus twee keer kort – want hoe dik een roman van Murakami ook is: ze zijn zo geschreven dat je wel door moet lezen – in een inmiddels vertrouwde omgeving, waarin idem dito personages zonder moeite van de ene in de andere wereld stappen. Vraag met niet het hele verhaal na te vertellen, maar de sfeer en de bijbehorende beelden kan ik zonder problemen oproepen als ik dat wil.
In dit derde en laatste stuk gewijd aan het boekenjaar 2018 gaat het over:
Arnon Grunberg en Ilja Leonard Pfeijffer
Paul Bowles en Mohammed Mrabet
Virginia Woolf en
Marguerite Duras.
De toestand in de wereld
Haruki Murakami en Ilja Leonard Pfeijffer horen samen met Arnon Grunberg, Virginia Woolf, Marguerite Duras en Paul en Jane Bowles tot mijn vaste (lees)waarden. Er gaat geen jaar voorbij of ik (her)lees van al deze schrijvers iets, maar vaak meer dan één titel.
Ilja Leonard Pfeijffer niet noemen in een overzicht over het boekenjaar 2018 is geen optie. Maar Grand Hotel Europa is te rijk om het boek af te doen met een paar regels. Ik waag het zelfs te betwijfelen of het mogelijk is om een recensie te schrijven die recht doet aan de roman als onderdeel van een oeuvre. Maar dat ga ik dus nog wel proberen.
Zoals ik ook nog ga reflecteren op Goede mannen van Arnon Grunberg, maar pas nadat ik Afgrond zonder vangnet: liefde en geweld in het werk van Arnon Grunberg van Yra van Dijk uit heb. Yra van Dijk werkte lang aan haar studie over Grunberg. Dat ze Goede mannen ook geanalyseerd en in een context geplaatst heeft, wil zeggen dat ze er tot op het laatst aan gewerkt heeft.
Pfeijffer en Grunberg zijn productieve schrijvers. Schrijvers die zich uitspreken over de toestand in de wereld en dat niet alleen doen in de vorm van fictie. Het zijn schrijvers die zich niet achter hun personages verschuilen, en ook andere gelegenheden dan fictie aangrijpen om commentaar te leveren. Arnon Grunberg is misschien zichtbaarder dan Ilja Leonard Pfeijffer – zijn Voetnoot in de Volkskrant – die jaar zijn Alle voetnoten gebundeld, ze zijn het herlezen waard, ook al is de actuele aanleiding inmiddels in de meeste gevallen uit beeld – werd een instituut, maar ook Pfeijffer vindt steeds nieuwe podia om op de actualiteit te reageren. Met zijn tweewekelijkse sonnetten in de NRC steekt hij de Dichter des Vaderlands naar de kroon.
Paul Bowles of Mohammed Mrabet?
Aan Jane Bowles kwam ik dit jaar niet toe. Van Paul Bowles kocht ik op de valreep Midnight Mass, maar daar kwam ik nog niet aan toe. Wel las ik dit jaar Look and Move on: an Autobiography as told to Paul Bowles en The Big Mirror: taped and translated by Paul Bowles. Twee boeken waarop Mohammed Mrabet vermeld staat als auteur, maar Mrabet was analfabeet. Hij vertelde verhalen. Paul Bowles nam de verhalen op en schreef ze uit. Ik heb me altijd afgevraagd in hoeverre hij tijdens het uitwerken zijn stempel op de verhalen drukte en of hij zich wel eens thema’s of verhalen toe-eigende. Vragen waarop waarschijnlijk nooit een definitief antwoord gegeven kan worden.
Aan wat ik van Mohammed Mrabet gelezen heb – Liefde met een lok haar, Het strandcafé & De stem en de roman Manaraf (Manaraf werd niet door Paul Bowles maar door Simon-Pierre Hamelin opgetekend en uitgewerkt) – werd dit jaar een aantal titels toegevoegd. Behalve de twee eerder genoemde ook The Lemon, translated by Paul Bowles en M’Hashish, translated by Paul Bowles. Materiaal genoeg om weer opnieuw in de zaak te duiken. Belangrijker: hoe meer titels van Mohammed Mrabet ik verzamel, hoe meer ook hij als schrijver gaat leven. Maar in de kast staat zijn werk nog steeds – al of niet terecht – naast dat van Paul en Jane Bowles.
Virginia Woolf leeft (op)
Toen ik in april vijf dagen in Londen was, koos ik bewust voor een hotel in Bloomsbury. Lekker dicht bij The Elgin Marbles en in de buurt van Virginia Woolf. Ik kwam thuis met een hele stapel boeken: veel Woolf, maar ook Leonora Carrington die ik nog maar kort als schrijver ken en Ali Smith die ook tot mijn vaste leeswaarden hoort (het eerste boek dat ik in 2018 las was van haar: Winter, het tweede deel van was een seizoenenkwartet moet worden, The Story of Antigone en het verhaal dat zij bedroeg aan de bundel Road Stories, uitgegeven ter gelegenheid van de herbestrating van Exhibition Road ).
Thuis werd ik min of meer bedolven onder nieuwe vertalingen van het werk van Virginia Woolf. Na De jaren is nu ook De uitreis (vertaling: Barbara de Lange) er. Een kamer voor jezelf (vertaling: Monique ter Berg) kreeg en herkansing en voor het eerst verscheen er een selectie van de essays die Virginia Woolf schreef in het Nederlands: Hoe lees je een boek? en andere essays over literatuur (vertaling: Barbara de Lange). Van een Virginia Woolf-revival is geen sprake, want echt populair – in de zin van brede literaire waardering – is ze in Nederland nooit geweest.
Wat begon als een erfenis tot leven lezen, is inmiddels uitgegroeid tot een serieuze verzameling. Een verzameling die tot bestuderen uitnodigt. Maar dat kan alleen als ik al die andere interessante schrijvers een tijdje on hold zet. En dat gaat wat ver.
Dwalen in Duras
Dan zou ik namelijk ook geen Marguerite Duras meer mogen lezen. Terwijl ik haar dankzij recente vertalingen juist heel erg aan het (her)lezen ben. Voor Marguerite Duras geldt dat zij in al haar werk om dezelfde thema’s heen draait en dat zij dezelfde verhalen soms meer dan één keer vertelt. In het verhaal De boa (vertaling: Ilse Barendregt) is een meisje aan het woord dat alles in zich heeft om uit te groeien tot het meisje uit De minnaar. Ze leidt een eenzaam, claustrofobisch bestaan waarin ze haar moeder overgeleverd is de grillen van een juffrouw die de kansen die het leven bood voorbij heeft laten gaan en neemt zich voor niet te blijven steken in maagdelijkheid. Als ze moet kiezen tussen de wijze waarop de tijd het lichaam van mademoiselle Barbet verslindt en een boa een kip, dan kiest ze voor het laatste.
Een Duras waar ik nooit echt aan toekwam vanwege het ontbreken van een Nederlandse vertaling was Liefde (vertaling: Marianne Kaas). Met de Duitse vertaling was het toch behelpen. Want Liefde is een tamelijk ingewikkeld verhaal, ondanks het geringe aantal personages en de herkenbare plaatsen waar het verhaal zich afspeelt. Of eigenlijk: vanwege die voor Marguerite Duras zo kenmerkende verhaalelementen. Eigenlijk kun je Liefde niet los lezen van De vervoering van Lol V. Stein en De vice-consul en niet los zien van La femme du Gange en India Song. Dus dat doe ik dan dus ook niet.
Ik verzucht wel eens dat ik eigenlijk genoeg boeken heb om een leven lang te kunnen lezen. Zelfs als ik met tot de oeuvres van een paar zeer gewaardeerde schrijvers zou beperkten, zou dat nog opgaan. En toch ben ik inmiddels alweer aan een nieuw jaar met nieuwe titels begonnen.
Leave a Reply