‘Om het korte verhaal de status te geven die het verdient en vooral om te laten zien dat het een volwaardig, prachtig genre is’ maakt een aantal liefhebbers van het korte verhaal het mogelijk dat er jaarlijks een prijs voor de beste verhalenbundel wordt uitgereikt. Een week geleden werd de J.M.A. Biesheuvelprijs voor de vijfde keer toegekend. Maria Vlaar was de winnaar. Over Diepe aarde zei de jury onder andere: ‘De verhalen grijpen thematisch op elkaar terug, en overtuigen niet alleen afzonderlijk, maar ook als geheel. Daarmee eert deze bundel het genre, en blaast het nieuw leven in.’
De samenhang tussen verhalen woog zwaar voor de jury. Op papier genoten zorgvuldig gecomponeerde bundels de voorkeur en werden bundels bestaande uit een verzameling losse verhalen met de nodige argwaan bekeken. Op papier, want van de drie genomineerde verhalenbundels bestonden er twee voor een aanzienlijk deel uit verspreid en gespreid verschenen verhalen, aangevuld met niet eerder gepubliceerde verhalen – De geur van miljoenen van Merijn de Boer en De voorhuidenverzamelaar van Gamal Fouad, terwijl er onder de bundels die volgens de jury een bijzondere vermelding verdienden minstens twee zaten met een centraal thema – Het grote vakantiepark van Willem du Gardijn en Om aan te raken van Harm Hendrik ten Napel.
De jury nam stelling en gaf, zonder zich dat misschien te realiseren, daarmee antwoord op de vraag die tijdens de uitreiking van de vorige J.M.A. Biesheuvelprijs door moderator Daan Windhorst opgeworpen werd, maar door de aanwezige pleitbezorgers voor de genomineerde auteurs zo goed als onbeantwoord bleef: is een bundel een relevante eenheid?
Tussen de regels door was ook toen al te horen dat niet het verhaal maar de verhalenbundel als eenheid van verhaal beschouwd dient te worden. Het werd niet heel erg hardop gezegd, maar op basis van de toespelingen op de noodzaak van samenhang kon er maar een conclusie getrokken worden: één kort verhaal is – zeker bekeken vanuit commercieel oogpunt – niet levensvatbaar, en zelfs aan de verkoopbaarheid van een bundeling van in de loop der tijd geschreven verhalen werd openlijk getwijfeld.
De enige die deze conclusie – de eenheid van verhaal is een bundel samenhangende verhalen – hardop betreurde was Sander Blom – uitgever Nederlandse fictie bij AtlasContact en die avond aanwezig als redacteur van Vonne van der Meer, één van de genomineerde auteurs, want daarmee: ‘ontneem je de schrijver de mogelijkheid om af en toe een kort verhaal te schrijven.’
Dat is natuurlijk niet waar, want het staat iedere schrijver vrij om zoveel korte verhalen te schrijven als zij zelf wil. De vraag is alleen wel wat een pleidooi voor het korte verhaal als genre waard is als één kort verhaal zelfs in het kader van de J.M.A. Biesheuvelprijs niet voor vol aangezien wordt en het ook in het gezelschap van met evenveel overtuiging en vakmanschap geschreven verhalen niet voldoende soortelijk gewicht blijkt te hebben om echt mee te tellen. Tenzij die verhalen dus iets met elkaar gemeen hebben, of liever nog als één geheel geschreven zijn.
Het korte verhaal heeft het zwaar. Het staat te boek als een moeilijk aan de man/vrouw te brengen genre. De meeste uitgevers zijn terughoudend als het om het uitgeven van verhalenbundels gaat. Slechts een enkeling durft het aan er echt werk van te maken.
Het korte verhaal kan wel wat extra, positieve aandacht gebruiken. Vandaar de Week van het Korte Verhaal. Vandaar de J.M.A. Biesheuvelprijs (want er zijn literaire prijzen die het inzenden van verhalenbundels statutair verbieden).
Het korte verhaal heeft het zelfs zo moeilijk dat er nog steeds geen geldschieter gevonden is die bereid is jaarlijks een bedrag uit te trekken om goede sier te maken met het sponsoren van de J.M.A. Biesheuvelprijs.
Ondertussen ‘grossieren’ literaire tijdschriften in korte verhalen, en niet alleen omdat ze – de literaire tijdschriften – fungeren als springplanken voor talent. Ook voor gearriveerde schrijvers die het korte verhaal als volwaardig onderdeel van hun oeuvre beschouwen, is het literaire tijdschrift een belangrijk podium. Daarnaast verschijnen er genoeg in opdracht geschreven verhalen die de toets der kritiek ruimschoots doorstaan. Anders dan Jamal Ouariachi in het nawoord van Herinneringen in aluminiumfolie doet voorkomen, maken de meeste schrijvers van gelegenheidsverhalen zich er niet met een jantje-van-leiden vanaf.
Het korte verhaal is dus bepaald geen genre dat op sterven na dood is.
Toch was dat de indruk die de uitermate kritische jury – in de jury zaten dit jaar Fiep van Bodegom, Femke Essink, Theo Hakkert, Thomas Heerma van Voss en Marischka Verbeek – op de avond van de uitreiking van de vijfde J.M.A. Biesheuvelprijs wist te wekken.
Het begon al met de constatering dat de score mager was. Er werden weliswaar 31 titels ingezonden, maar daarvan voldeden er maar negentien aan de gestelde criteria. Daarna kregen dus de schrijvers en uitgevers er van langs die het gewaagd hadden om bundels in te zenden ‘die een bij elkaar geveegde indruk maken met verhalen die gevoelsmatig sterk overlappen of juist amper iets met elkaar te maken hebben. Wat het genre ook niet per se een dienst bewijst, is de soms wat gemakzuchtige bundeling van eerder in boekvorm gepubliceerd werk, al dan niet aangevuld met nieuwe verhalen.’
‘We willen laten zien wat de verbeelding vermag, juist buiten de roman om.’ Dat zei de jury ook nog. Als dat zo is, dan is er alle reden om de eenheid van verhaal te heroverwegen. Het verdient aanbeveling om te onderzoeken of het mogelijk is om niet alleen de beste verhalenbundel te bekronen, maar ook het beste verhaal. In de muziekwereld is het heel gebruikelijk om, kijk naar de Edisons en de Grammy’s, het beste album én de beste single te onderscheiden.
Een prijs voor het beste verhaal, naast een prijs voor de beste bundel, doet bovendien recht aan de praktijk van het schrijven van verhalen. Verhalen schrijf je één voor één, en lang niet altijd met het oogmerk er een bundel van te maken.
Voor Literair Nederland schreef ik vorig jaar de column De eenheid van verhaal. Daarop borduur ik in dit stuk verder.
just says
Afgelopen week gingen mijn gedachten ook nog eens naar de uitreiking vorige week. Een aparte viering van het genre was het.
Hans Vervoort says
Toen ik debuteerde (in 1970) stond het korte verhaal in hoog aanzien. Mijn bundel ‘Heden Mosselen Morgen Gij’ (1973) werd geprezen als een literair hoogtepunt en niemand vroeg zich af of de verhalen een eenheid vormden. Zelf streefde ik er juist naar om ze níet op elkaar te laten lijken. Pas achteraf realiseerde ik me dat mijn manier van kijken en mijn schrijfstijl de verhalen vanzelf tot een eenheid maakten. Dat geldt natuurlijk ook voor hedendaagse schrijvers en dat maakt de discussie nogal overbodig. Elke bundel van door één schrjjver neergepende verhalen is vanzelf een eenheid.