Uit mijn digitale archief: voor de Contrabas recenseerde ik in 2013 De rouwclub van Vrouwkje Tuinman.
Wie ooit een dierbare verloren heeft – van welke aard en in welke graad ook – en nauw betrokken was bij het voorbereiden van het definitieve afscheid, herkent wat er in Vrouwkje Tuinmans roman De rouwclub gebeurt. Zolang er nog van alles georganiseerd moet worden, verkeren de intimi – in dit geval collega’s, vriend en vader van Harold, spil in de organisatie van popfestival Walhalla – in een cocon van saamhorigheid en eensgezindheid. Maar daarna, als er in naam van de overledene besluiten genomen moeten worden en verdriet niet langer getolereerd wordt als reden voor fysieke en emotionele aanwezigheid, blijkt de beperkte houdbaarheid van rouw.
Als De rouwclub begint, wijst niets erop dat er een sterven op stapel staat, al is de lezer daar vanwege titel en flaptekst wel op verdacht. Dat Harold niet heel erg zuinig op zijn lichaam is, doet al wel het ergste vermoeden. Maar als aan het einde van deel I teruggekeken wordt op een geslaagd festival lijkt het gevaar geweken, en weten wij hoe het zit tussen de mensen op het hoofdkwartier van het festival dat als hobby begon maar inmiddels een heus bedrijf is geworden. Daarvoor heeft Vrouwkje Tuinman maar twaalf bladzijden nodig.
‘Jullie leven een soort verlengde studententijd,’ had Harolds laatste vriendin hem verweten, nadat ze een avond op kantoor was langsgekomen en pijnlijk duidelijk werd dat ze daar niet hoorde. Het leek wel of ze een andere taal sprak dan de twee pizza-etende bankhangers, die razendsnel schakelden tussen de vampieren op het scherm en nog op te lossen Walhalla-problemen.
Dood gaat Harold uiteindelijk pas op bladzijde 88. Tijdens een bezoek aan het festival Lovalicious wordt hij onder de voet gelopen als hij in de rij staat om tot het festivalterrein te worden toegelaten. Hij raakt in een coma waaruit hij niet meer ontwaakt. In het bijzijn van wat later ‘de rouwclub’ gaat heten, wordt de stekker er na een paar dagen uitgetrokken. Wat er op het fatale moment precies gebeurd is, blijft lang onduidelijk. Joris, de stagiair die Harold vergezelde, kan het zich niet meer precies herinneren. Of dat een kwestie van niet willen of niet kunnen is, wordt een essentieel onderdeel van het verhaal. Joris, die zich beroept op posttraumatische stress, wordt meer en meer een pain in the ass.
Na het regelen – waarbij Emma, vertrouweling/vriendin van Harold de leiding neemt; in het volste vertrouwen dat ze alles over Harold weet wat ze moet weten dwingt zij keuzes af en neemt ze beslissingen – begint het grote twijfelen. De dood van Harold dwingt zijn intimi tot het opmaken van de stand van zaken. Willen ze wel verder op de ingeslagen weg, en wie met wie dan eventueel wel.
Emma’s laatste groepsmail met afspraken en details had de titel: ‘De rouwclub gaat naar de Efteling’. De naam was gemeengoed geworden Victor had er nog altijd moeite mee.
Hij associeerde het woord club met vrouwenromans. Met biologieklasjes buiten schooltijd. Als kind had hij bij de Jeugdnatuurwacht gezeten. Als je lief was voor kikkervisjes, bouwde je aan een betere wereld. Dat de meesten boven kwamen drijven, hoorde erbij.
Hier hoefde je geen ledenspeldje op. En anders dan destijds was hij wel degelijk onderdeel geworden van een verbond. Sinds de dagen in het ziekenhuis voelde Victor zich alleen nog rustig, op sommige momenten zelfs goed, met deze mensen om zich heen, of met het vooruitzicht op een afspraak. Desnoods in een pretpark.
Natuurlijk is De rouwclub een boek over verlies en rouw, maar het is veel meer dan dat. Het is een trefzeker, bewogen groepsportret met buitenstaanders – die zichzelf tekort gedaan voelen en/of zichzelf buitenspel gezet hebben. Vrouwkje Tuinman speelt met vooroordelen, verwachtingen en clichés over een subcultuur die ze zo treffend portretteert en standaardprocedures – in de breedste zin van het woord, of het nu gaat om het bezoek van een uitvaartondernemer, het in de originele staat achterlaten van een huurhuis, de nazorg aan nabestaanden of het organiseren van een tribute – waarvan ze alleen al door ze in acht te laten nemen de onzinnigheid aantoont. Ze laat zien hoe mensen ontheemd dreigen te raken als ze niet op niet op routine kunnen vertrouwen. Ook de mensen waarvan gedacht worden dat ze buiten elke regelmaat functioneren.
De kracht van het boek is dat het de indruk wekt dat er niets verzonnen is en dat er geen enkele moeite gedaan is om het zo mooi mogelijk op te schrijven. Terwijl juist het feit dat alles klopt en de afwisseling tussen het terloopse en het inzoomen op en uitvergroten van details – mind the cats – blijk geeft van weloverwogen keuzes.
As in een open haard is altijd opvallend licht. Iets wat er nog uitziet als een houtblok valt uit elkaar zodra je er met een pook tegenaan komt. De vlokken vliegen de lucht in en drijven door de kamer.
Dat soort dingen bedacht Emma, terwijl ze de urn van Harold optilde, die van aluminium was, maar desondanks verrassend zwaar.
Jan had gevraagd of ze zin had om koffie te komen drinken. Op de eettafel stonden gebakjes en een matglanzende cilinder. ‘Het is Harold,’ zei hij. ‘Wil je hem vasthouden? Pak hem gerust op, hoor.’
Boeken over dood, verlies, verdriet en rouw hoeven niet loodzwaar te zijn.
De rouwclub
Vrouwkje Tuinman
Nijgh & Van Ditmar, 2013
ISBN 978-90-388-9632-8
Leave a Reply