Uit mijn digitale archief: voor de Contrabas recenseerde ik in 2013 De mooiste kleur die niet bestaat van Maartje Laterveer. Maartje Laterveer is de samensteller van Wolf: dertien essays over de vrouw dat gisteren verscheen.
In de week dat in Berlijn demonstranten proberen te voorkomen dat het laatste stuk Muur plaats moet maken voor een appartementencomplex, las ik De mooiste kleur die niet bestaat van Maartje Laterveer. In haar debuutroman laat Maartje Laterveer haar hoofdpersoon Julia een jaar na de val van de Muur terugkeren naar de stad die ze elf jaar daarvoor op drieëntwintigjarige leeftijd ontvlucht is om in vrijheid toekomstplannen te kunnen maken. Julia gaat om een reportage te maken over de Wende. De reconstructie van haar eigen verleden en het onder ogen zien van de leugen waarop haar huidige leven gebaseerd is, blijken essentieel: voor het stuk dat ze uiteindelijk schrijft, maar vooral voor haar leven in vrijheid.
Tijdens haar verblijf in Berlijn logeert Julia bij haar moeder, de enige van het gezin die niet naar het Westen is gevlucht. Voordat Julia ging, was haar vader al uitgeweken en had ook haar zus een poging gewaagd de DDR te verlaten. Een poging die ze niet overleefde, ze werd op de vlucht – zwemmend de Spree over – doodgeschoten. De relatie met haar moeder, die oud genoeg was om haar in haar nieuwe leven in Amsterdam – de stad waar Julia uiteindelijk terechtkomt, omdat ze onderweg naar het Westen een chirurg ontmoet die daar thuishoort – te mogen bezoeken, is verre van hartelijk.
Eenmaal in Berlijn neemt Julia contact op met haar vroegere geliefde Alexander die haar naar het Westen zou volgen, maar uiteindelijk niet kwam en per brief een einde maakte aan hun relatie. Dat heeft ze hem nooit vergeven. Al snel blijkt dat Alexander wel degelijk van plan was tijdens atletiekwedstrijden asiel aan te vragen, maar hij werd verraden en gearresteerd. De brief die hij haar schreef, schreef hij onder dwang. Zoals dat in de DDR niet ongewoon was.
Maartje Laterveer neemt een groot risico door dit al heel vroeg in haar roman prijs te geven. De kans dat het enige dat dan nog telt het willen weten wie de dader, degene die Alexander verraadde, is, is niet denkbeeldig. Maar Maartje Laterveer omzeilt die plot driven verwachting vakkundig. Dat doet ze onder andere door het verhaal niet in de chronologische volgorde te vertellen: ze springt behendig tussen kindertijd, het jaar van de vlucht, de dag van haar huwelijk en het heden, en wisselt regelmatig van locatie, waardoor de nadruk steeds op andere aspecten van het verhaal komt te liggen. Maar belangrijker dan hoe ze het vertelt, is wat ze te vertellen heeft.
De mooiste kleur die niet bestaat gaat over de relativiteit van keuzes maken en in vrijheid leven. Alle personages in De mooiste kleur die niet bestaat zitten gevangen. De vader van Julia in de wereld van de literatuur en zijn tweede huwelijk. De stiefmoeder in haar rol. Haar moeder in het verleden. Haar zus in haar voornemen. Haar schoonmoeder in haar status. Alexander in zijn zachtmoedigheid. Julia in haar teleurstelling. Campbell, de jongen die de foto’s bij het artikel van Julia moet maken, is zijn enthousiasme. De confrontaties die dat oplevert, werpen licht op de invloed van het beeld van de werkelijkheid waarmee je opgroeit. Een beeld dat niet noodzakelijkerwijs met de werkelijkheid overeenkomt. In die veelstemmigheid – en de sobere wijze van vertellen, bijna op het registerende af – ligt de kracht van het debuut van Maartje Laterveer.
Een van de eerste boeken die ik na de val van de Muur las, was Das Verhör van Andreas Sinakowski. Sinakowski was in de periode van 1979 tot 1985 informant van de Stasi. Sinakowski sprak met Frank Goyke, Das Verhör ontstond op basis van die interviews.
In het voorwoord – dat in de Nederlandse vertaling ontbreekt, als ik mij goed herinner – zegt Goyke:
‘Von Vergangenheitsbewähltigung wird dieser Tage viel gesprochen, doch ich bin mir nicht sicher, ob man die Vergangenheit bewältigen kann; der Terminus schmeckt mir sehr nach Gewalt, nach Amputation, nach Verdrängung; nach Ablaß und Persilschein auch. Aber ohne vergegenwärtigte Vergangenheit, freilich, dies ist ein Gemeinplatz, ist Zukunft nicht zu haben, und Vergangenheit nicht ohne Erinnern. Erinnern aber bedeutet zwiefach Schmerz; in der Erinnerung den Schmerz noch einmal erleben zu müssen, der Jahre zurückliegt, und den Schmerz des Erinneren selbst.’
Het boek van Sinakowski kwam op een moment dat er nog afgerekend moest worden en onduidelijk was hoe de twee Duitslanden – waarbij de DDR steevast als de boosdoener beschouwd werd – ooit één welvarende staat moesten worden. Grip krijgen op het verleden, daarvoor was het nog te vroeg.
Tegenwoordig geven we ons uit vrije wil over aan ‘big brothers’ die misschien wel meer dan dat ooit in de DDR het geval is geweest in staat zijn onze gangen na te gaan. Wie de Muur niet heeft zien vallen en van het IJzeren Gordijn geen weet heeft, kan zich waarschijnlijk niet voorstellen hoe de vrijheid lonkte voor wie aan de verkeerde kant van de grens woonde en altijd op zijn/haar hoede moest zijn.
Iets van hoe het was, klinkt door in De mooiste kleur die niet bestaat. Maar Maartje Laterveer schreef geen roman over Oost-Duitsland – ook al speelt het boek zich vooral daar af – ze schreef een boek over mensen die keuzes denken te maken en mensen die zich verschuilen achter de onmogelijkheid een eigen draai aan het leven te geven. Al die mensen voelen de dubbele pijn van het herinneren als ze met hun neus op de feiten gedrukt worden. Geen van die mensen mag de eerste steen werpen.
De mooiste kleur die niet bestaat
Maartje Laterveer
Meulenhoff, 2012
ISBN 978-90-290-8860-2
Leave a Reply