Natuurlijk kent Peter Buwalda het werk van Joost Zwagerman (zij kenden elkaar via het poptijdschrift Wah-Wah; raakten bevriend, en na de dood van Zwagerman sprak Buwalda regelmatig over hem en bracht hij Americana terug tot redelijke proporties), en dus is het helemaal niet vreemd dat hij op bladzijde 185 van Otmars zonen een woord gebruikt waardoor ik onmiddellijk aan een verhaal van Zwagerman moet denken.
Ludwig – in het romanheden tijdens een sneeuwstorm gestrand en veroordeeld tot het delen van een hotelkamer met Isabelle Orthel die hij nog van vroeger kent (wie Bonita Avenue gelezen heeft, kent haar ook al) – heeft zich gek gezocht naar zijn oordopjes om vervolgens vast te stellen dat ze in haar oren zitten. Hij is er vervolgens heilig van overtuigd dat zij zich die oordoppen toegeëigend heeft als straf voor de fikse slokken die hij in een ver verleden nam uit haar fles absint (waarna hij de fles aanvulde met een al even gifgroen afwasmiddel). Een poging de aangebroken fles absint te vervangen, liep op een fiasco uit, blijkt als Ludwig in het volgende hoofdstuk zijn opwachting maakt bij Hennie Berendsen aan de Deurningerstraat:
‘Of hij om een fles ooievaarskuitenvet vroeg, zo keek de vent hem aan, en het was maar goed dat Ludwig zijn eigen gezicht niet zag toen hem werd medegedeeld dat er tussen de duizenden flessen drank in de gigantische winkel niet één fles absint stond.’
Ooievaarskuitenvet. Joost Zwagerman had een vakantiebaantje in een restaurant-met-snackbar aan het Van der Wijckplein in Bergen aan Zee. Op een van zijn eerste werkdagen werd hij er door mevrouw S. op uitgestuurd om bij wijze van ontgroening twee emmers ooievaarskuitenvet te halen.
Dat verhaal – Werken aan zee -herinnerde ik me. Ik las het voor het eerst in Hier is het paradijs niet verloren: van Gorter tot Van Dis, en Zwagermans biografe Maria Vlaar nam het als openingsessay op in Grote groet uit Zwagerland: ode aan Noord-Holland door zijn bekendste schrijver.
Hoe het ooievaarskuitenvet in Otmars zonen precies bedoeld is, weet ik niet, maar ik lees het als een bescheiden groet van Peter Buwalda aan een overleden vriend.
Leave a Reply