Als voorbereiding op de recensie die straks onvermijdelijk geschreven moet worden, verdiep ik mij in de roman fleuve. Want die term komt steeds terug als het om de trilogie van Peter Buwalda gaat, waarvan vorige week het eerste deel Otmars zonen verscheen. In de flaptekst wordt er gewag van gemaakt, en ook Peter Buwalda neemt de term met enige regelmaat in de mond als hij het heeft over Otmars zonen en de twee delen van de trilogie die nog moeten komen.
Omdat zij er zoveel nadruk op leggen, voel ik me genoodzaakt er straks iets over te zeggen en moet ik er nu al over nadenken wanneer dat straks zal zijn. Is dat als ik Otmars zonen uit heb, of kan ik er pas over een jaar of zes als ook De jaknikker en Hysteria siberiana verschenen en gelezen zijn echt iets van vinden.
Als de drie boeken die samen een vooralsnog naamloze romancyclus vormen inderdaad meer zijn dan romans die je ook los van elkaar kunt lezen – en daar lijkt het wel op, want Peter Buwalda heeft in diverse interviews iets gezegd over passages die van het ene in een ander deel beland zijn – dan is een eindoordeel pas na Hysteria siberiana mogelijk.
Otmars zonen bevat de hoofdstukken 111 tot en met 75 van de trilogie – toch een aanwijzing dat het niet om op zichzelf staande delen gaat – waarvan ik er nu zeventien gelezen heb. Te vroeg om in te kunnen schatten of het tijdsverloop in Otmars zonen, De jaknikker en Hysteria siberiana groot genoeg en de schildering van de historisch-maatschappelijke omstandigheden waarin de personages leven idem dito breed om het label roman fleuve te rechtvaardigen. Vooralsnog lijkt het aantal vervlochten intriges verspreid over de drie delen wel ruim voldoende (maar dat heb ik ook maar van horen zeggen).
De weegschaal kan nog doorslaan naar eigentijdse ‘familiesaga’, waarin niet-genetische verwantschappen de onderlinge verhoudingen bepalen en de loop van het verhaal misschien wel bepalend beïnvloeden.
Leave a Reply