Marchanderen met manuscripten
‘Onvoltooide romans, verhalen, brieven, tekeningen, notities – God mag weten wat. Ze liggen daar onder de nalatige maar pathologisch obsessieve hoede van de nu bejaarde dochter van Brods minnares, Esther Hoffe, die ze langs diverse aanvechtbare kanalen van erflating in handen heeft gekregen. De dochter, Eva Hoffe, beweert dat ze een deel van de papieren in kluizen in Tel Aviv en Zürich heeft opgeslagen, om ze tegen mogelijk diefstal te beschermen. Maar de waarheid is dat ze in haar bezetenheid te fanatiek en paranoïde is om er ook maar iets van uit het oog te willen verliezen. Achter die tralies in Eva’s appartement, met nog twintig of dertig andere katten, liggen honderden door Franz Kafka geschreven bladzijden die nog vrijwel niemand heeft gezien.’
(vertaling: Rob van der Veer)
Bovenstaande passage komt uit de roman Donker woud (2017) van Nicole Krauss. Hoofdpersoon Nicole, schrijfster met een writer’s block en een voorliefde voor Franz Kafka, is door emeritus-hoogleraar literatuur Eliëzer Friedman meegetroond naar de Spinozastraat in Tel Aviv. Voor de deur van het appartement van Eva Hoffe vertelt hij haar hoe Max Brod in 1939 uit Praag naar Palestina vluchtte met een koffer vol papieren. Brod had na diens overlijden in 1924 de laatste wens van Franz Kafka genegeerd, verbrandde wat hij na de dood van Kafka aan papieren en manuscripten aantrof niet, en profileerde zich als de executeur-testamentair van Kafka’s literaire nalatenschap.
Een erfenis betwisten
Nicole Kraus houdt zich wat dit betreft aan wat er in werkelijkheid gebeurde: Max Brod schonk Kafka’s ‘erfenis’ al bij leven aan zijn ‘secretaresse’ Esther Hoffe en zij liet wat ze gekregen had na aan haar dochters. Toen die na het overlijden van hun moeder hun erfenis rechtmatig dachten te kunnen opeisen om er vervolgens naar eigen goeddunken over te kunnen beschikken, ondervonden zij weerstand. Hun eigendomsrecht werd ter discussie gesteld.
Bijna tien jaar werd er verbeten strijd gevoerd om wat er over was van het ‘archief’ van Franz Kafka. Uiteindelijk werd het pleit beslecht in het voordeel van de Nationale Bibliotheek van Israël, dat zich pas laat in de strijd gemengd had.
Drie criteria
Dat Max Brod zich tegen de wens van de schrijver ontfermd had over Kafka’s papieren, speelde in ‘het proces’ geen enkele rol. Blijkt uit de reconstructie van Benjamin Balint, universitair docent van de Al-Quds Universiteit in Jeruzalem, in Kafka’s laatste proces: de strijd om een literaire nalatenschap. In hoeverre de door Brod beheerde ‘erfenis’ van Kafka integraal onderdeel uitmaakte van de literaire nalatenschap van Max Brod zelf – ook hij was schrijver – wel. Net als de door de diverse rechters gestelde vraag of Esther Hoffe gedurende haar leven wel in de geest handelde van de voorwaarden die Max Brod verbond aan het erven van ‘zijn’ literaire bezittingen. Brod streefde overdracht aan een toonaangevend instituut na, zodat er op wetenschappelijke wijze studie gemaakt kon worden van zijn en van Kafka’s werk, Esther Hoffe liet na een keuze te maken waar het Brods eigen werk betrof, werkte nauwelijks mee als inzage gevraagd werd in het werk van Kafka en liet een deel van diens manuscripten veilen.
Van doorslaggevend belang zou echter zijn de mate waarin Franz Kafka als een joodse schrijver aangemerkt kan worden.
Cultureel kapitaal
Dat het in de rechtszaken die gevoerd werden over Kafka’s erfenis over veel meer dan de pure materie gaat, maakt Benjamin Balint op overtuigende wijze duidelijk. De vonnissen lopen als een rode draad door Kafka’s laatste proces, maar de kern van Balints betoog zit in de tussenliggende hoofdstukken, waarin hij uitgebreid ingaat op de relatie tussen Max Brod en Franz Kafka en op hun beider schrijverschap. Hij belicht Brods inspanningen om het werk van Kafka onder de aandacht van lezers en wetenschappers te brengen. Daarbij voorziet hij Kafka’s werk van een geografische en literatuurhistorische context.
Daar waar de statuur van Franz Kafka in Balints boek nog maar eens bevestigd en zijn literaire betekenis onderstreept wordt, lijkt het in eerste instantie onverkwikkelijk dat zijn nalatenschap in handen valt van een familie die vooral munt lijkt te willen slaan uit de erfenis. In die zin staat de door Nicole Kraus in Donker woud ten tonele gevoerde emeritus-hoogleraar literatuur Eliëzer Friedman niet alleen, al laat hij zich nogal ondiplomatiek uit. Hij had ook juridische argumenten kunnen gebruiken om zijn gelijk te halen.
Kafka een joodse schrijver?
Zelfs als Esther Hoffe haar Kafka/Brod-erfenis rechtmatig verkregen heeft, dan nog zijn haar dochters niet automatisch erfgenaam. Tijdens haar leven heeft Esther Hoffe zich onvoldoende ingespannen om het haar nagelatene conform de wens van Max Brod bij een wetenschappelijk instituut onder te brengen. Brod liet, waar het werk van Kafka betrof, ruimte voor het maken van een keuze tussen organisaties in Duitsland en Israël. Esther Hoffe bleef in gebreke, en daarom kwam wat zij van Brod kreeg en erfde na haar dood niet automatisch haar dochters toe.
Deze juridische kant van de zaak werd echter volledig overschaduwd door de claim van de Nationale Bibliotheek van Israël, die de Europese wortels van Kafka en zijn opvattingen over het zionisme wenste te negeren en zich Franz Kafka toeëigende door hem als joodse schrijver te labellen. Een voorname andere, en in wetenschappelijk opzicht beter toegeruste kandidaat – het Duitse Literatuurarchief in Marbach – viste daardoor achter het net.
De waarde van een origineel
Balint sprak tal van deskundigen – juristen, literatuurwetenschappers en schrijvers – en betrokkenen, inclusief Eva Hoffe. In Kafka’s laatste proces zet hij overwegingen en commentaren heel uitvoerig en gedetailleerd op een rij. Hij kiest daarbij geen partij, maar laat de feiten voor zich spreken. Wel geeft hij zijn lezers het een en onder in overweging. Onder andere over de waarde van originelen in tijden van technische reproduceerbaarheid.
De manuscripten van Kafka zijn verspreid geraakt, met de Bodleian Library in Oxford, het Duitse Literatuurarchief in Marbach en de Nationale Bibliotheek van Israël als voornaamste eigenaren. Die instituten verplichtten zich tot het al dan niet digitaal ter beschikking stellen van de teksten aan de wetenschap, maar:
‘Wat kan de Israëlische rechtszaak ons vertellen over de betekenis van eigendom in het digitale tijdperk? Is de “aura van het origineel” een achterhaald begrip geworden? Of krijgen oorspronkelijke manuscripten juist des te meer waarde – een fetisjwaarde – als ze tot in het oneindige kunnen worden gereproduceerd? Creëert de moderne technologie juist een verlangen naar die aura van echtheid die het vernietigt?’
(vertaling: Frank Lekens)
Een concreet antwoord geeft Benjamin Balint niet. Maar hij laat wel zien hoe ingewikkeld het is om over bezit, eigendom en erfgoed te oordelen en te beslissen op basis van uitsluitend wetten en regels, en geeft weer een nieuwe dimensie aan de discussie: van wie is – in dit geval – Kafka?
Kafka’s laatste erfenis: de strijd om een literaire nalatenschap
Benjamin Balint (vertaling: Frank Lekens)
Amsterdam : Bas Lubberhuizen, 2019
ISBN 978-90-5937-528-4
Leave a Reply