De cirkel is niet rond
Toen ik een jaar of dertien geleden het verzoek kreeg Jan Siebelink te interviewen, had ik ongeveer twee maanden om zijn oeuvre tot en met Knielen op een bed violen te lezen. Ik zei ja, verzamelde wat ik kon vinden en las in die korte tijd toch zo ongeveer alles wat Siebelink tot dan toe geschreven had. Door dat korte tijdsbestek zag ik hoe Siebelink varieert op terugkerende thema’s, motieven, personages, locaties en gebouwen, en zelfs op alinea- en zinsniveau wel eens terugkomt op wat hij eerder heeft geschreven. Stug doorlezend werd mij duidelijk dat Jan Siebelink in hoge mate een herverteller is.
Hervertellen is in zekere zin ook wat hij in het Boekenweekgeschenk Jas van belofte doet. Hij laat zijn personage Arthur Siebrandi op de rand van de dood zweven, zodat zijn leven in een flits aan hem voorbij kan trekken, en omdat Arthur Siebrandi veel wegheeft van de schrijver Jan Siebelink, herkent wie het werk van Jan Siebelink een beetje gevolgd heeft het één en ander. Een leraar Frans die zich in zijn klaslokaal verschanst. De suggestie van een impertinente relatie met een leerlinge. Een door geloof bevangen vader. Bijbelse beelden en bijbelcitaten. Een doodgeboren kind. Het verlangen een succesvol schrijver te zijn. Een promotieonderzoek dat strandt.
Liggend in een ambulance dringen herinneringen zich op aan Arthur Siebrandi. Hij voelt het einde naderen en vraagt zich af of hij in zijn leven voldoende gepresteerd heeft om in de hemel verenigd te worden met zijn dierbaren. Die vraag is voor Jan Siebelink belangrijk, bleek uit een van de vele interviews die hij in de aanloop naar de Boekenweek gaf. Hij is bang voor de Dag des Oordeels.
In het Boekenweekgeschenk is dat opmaken van de balans geen dwingend thema. Geen Leitmotiv. Als het dat had moeten zijn, had Jan Siebelink Jas van belofte hechter moeten componeren. Minder moeten uitweiden over onderwerpen die in Jas van belofte ook belangrijk zijn.
Dat Jan Siebelink in de vele interviews niet één maar verschillende interpretaties geeft van Jas van belofte is opmerkelijk. De meeste schrijvers hebben zeker als ze weten dat ze in korte tijd veel mensen over een boek te woord moeten staan een verhaal klaar als zij het over een nieuw boek hebben. Dat verhaal vat samen waar het boek volgens de schrijver over gaat. Hoe hij wil dat het gelezen wordt. Met zo’n verhaal snijdt een auteur interviewers de pas af en houdt hij de regie zo veel mogelijk in eigen hand.
Siebelink leek in die interviews niet precies te weten welk verhaal hij over Jas van belofte moest vertellen. Tijdens het gesprek in de De wereld draait door kwam de nadruk op de dood en het opmaken van de balans van het leven te liggen.
Een paar dagen later ging het in Nieuwsuur vooral over vriendschap. Over Siebelinks vriendschap en verwantschap met Louis Ferron, een schrijver die veertien jaar na zijn dood niet meer gelezen wordt.
Loet IJzertje in het Boekenweekgeschenk is gemodelleerd naar Louis Ferron, en de vriendschap tussen Arthur Siebrandi en Loet IJzertje is op die tussen Siebelink en Ferron geënt.
Vriendschap is een belangrijk thema in Jas van belofte. Sterker nog: het is eigenlijk het hoofdthema. Niet voor niets geeft Jan Siebelink zijn Boekenweekgeschenk dat motto van Albert Verwey mee: ‘De liefde die vriendschap heet’.
Tegenover de vriendschap tussen Siebrandi en IJzertje, die gedragen wordt door zielsverwantschap en oprechte belangstelling in elkaars werk (IJzertje moedigt Siebrandi aan dat boek over zijn in het niets verdwenen vader – alleen zijn jas, de ‘jas van belofte’ uit de titel, bleef achter – te schrijven), staat de relatie tussen Siebrandi en Edwin Wopereis (Rein Bloem stond model voor hem). Wopereis is een man die zegt het beste met Siebrandi en zijn werk in uitvoering voor te hebben. Hij moedigt hem op zijn manier aan, maar neemt vervolgens het heft in handen en bemoeit zich wat al te nadrukkelijk met de tekst.
En dan zijn er nog Lisette, de echtgenote van Siebrandi, en (ex-)leerlinge Caroline Hupkes, die het goed met elkaar kunnen vinden. (Ze zullen terugkeren in Siebelinks volgende roman – werktitel: Kaalkop, ga op. Over dat boek zegt Jan Siebelink in een interview in NRC Handelsblad tegen Jannetje Koelewijn: ‘Ik gebruik dat verhaal [het verhaal over de Bijbelse kaalkop Elisa, lw] om te schrijven over de twee vrouwen in Jas van belofte, Caroline en Lisette. Die krijgen een verhouding met elkaar en dan… Nou, goed. Zal ik anders een ei voor je bakken?’).
Binnen de door Jan Siebelink gekozen constructie van het verhaal – het leven in een flits voorbij laten trekken aan een man die zijn einde nadert – kunnen die vriendschapsverhalen niet ontbreken. Ze maken een wezenlijk deel uit van dat leven.
Siebelink slaagt er echter niet in om het evenwicht te bewaren. Zoals hij tijdens gesprekken niet precies wist welk verhaal hij wilde vertellen (en zich vervolgens verloor in details), zo heeft hij ook tijdens het schrijven van Jas van belofte verzuimd keuzes te maken, waardoor dit Boekenweekgeschenk uit zijn voegen barst.
Hoe mooi, speels en slim zou het geweest zijn als Siebelink de cirkel van zijn schrijversbestaan rond gemaakt had met een coherente, sprankelende en strak geschreven novelle waarin net als in zijn eerste verhalenbundels de kiemen en sporen van dat oeuvre zichtbaar zijn. Om daarna opnieuw uit te pakken met een roman. Dat eerste heeft niet zo mogen zijn. De hoop is nu op Kaalkop, ga op gevestigd.
Leave a Reply