Verzamelaar van adressen
Natuurlijk kan ook Cees Nooteboom niet anders dan toegeven dat toeristen bezit hebben genomen van Venetië, maar anders dan Ilja Leonard Pfeijffer – die in Grand Hotel Europa tot dezelfde conclusie komt – gaat het er Cees Nooteboom in Venetië. De leeuw, de stad en het water niet om deze kwestie aanhangig te maken. Waar Ilja Leonard Pfeijffer het in zijn roman via Venetië over de ondergang van Europa heeft, gaat het Cees Nooteboom om de pracht van de stad waar hij sinds 1964 regelmatig komt. Zo regelmatig dat hij in Venetië. De leeuw, de stad en het water niet alleen nieuwe ervaringen beschrijft, maar ook herinneringen ophaalt.
Ilja Leonard Pfeijffer deed in Grand Hotel Europa waar hij goed in is: taal naar een verhaal zetten, en Cees Nooteboom laat zich in Venetië. De leeuw, de stad en het water van zijn sterkste kant zien door zichzelf te verhouden tot zijn omgeving.
Het nu en het toen
Hoewel Venetië. De leeuw, de stad en het water ook ‘oud’ materiaal – na eerdere verblijven geschreven en gepubliceerde stukken – bevat, oogt het als Nootebooms ultieme Venetiëverhaal. Omdat Venetië. De leeuw, de stad en het water zich over een periode van vijfenvijftig jaar afspeelt, bevindt de schrijver zich steeds in een ander nu. Door die diverse dimensies van dat nu te benoemen – er is regelmatig sprake van een ‘nu van toen’ – thematiseert Cees Nooteboom de verstrijkende tijd. Dat de tijd vat heeft op de stad en de schrijver kleurt een groot deel van de observaties. Dat de één zich daarvan meer bewust is dan de ander, daar gaat het in Venetië. De leeuw, de stad en het water over. Waar de stad in de loop der eeuwen steeds vaker haar meerdere moet erkennen in de mens en het water, groeit de schrijver in zijn rol als observator en duider.
Lezen en kijken
In Venetië. De leeuw, de stad en het water wisselt Cees Nooteboom het door de stad dwalen af met kijken en lezen. Hij leest wat anderen – schrijvers van romans, gedichten en non-fictie, waaronder Valeria Luiselli, Donna Leon, Louis Couperus en Joseph Brodsky – over de stad schrijven, en doet daar op verschillende manieren zijn voordeel mee. De ervaringen van die anderen scherpen zijn zinnen, banen paden en markeren vertrekpunten voor eigen verhalen.
Kijken doet Cees Nooteboom grotendeels op eigen kracht. Hij kijkt in het wild net zo nauwkeurig als in de vele musea en kerken die Venetië rijk is. Zijn kijken heeft een vergelijkend en resumerend karakter: hij toetst de verbeelding aan de en zijn werkelijkheid, zonder uit te zijn op het gelijk van de een of de ander.
(Ver)dwalen
Verdwalen is de beste manier om Venetië te verkennen. Toch prefereert Cees Nooteboom het om tijdens veel van zijn tochten door de stad een kaart bij de hand te hebben. Die kaart gebruikt hij niet om de kortste weg van a naar b te vinden. Het uitvoerig bestuderen van de bebouwde stad en het omliggende water helpt hem bij het ontraadselen van de plattegrond en het wezen van het Venetië dat door dogen bestuurd en door kunstenaars werd geschilderd en beschreven.
Verdwalen mag dan in het geval van Nooteboom in Venetië een relatief begrip zijn, hij doet moeite om door hem nog onontgonnen gebied in kaart te brengen. Die nog niet eerder bezochte plaatsen kunnen straten, stegen en pleintjes zijn, maar ook artefacten achter deuren die voorheen ook voor hem gesloten bleven. Als hij toegang krijgt tot ‘de tuin van Teresa’ is hij bijna als een kind zo blij.
Overigens: dat (ver)dwalen doet Cees Nooteboom minder vaak in zijn eentje dan zijn schrijven doet voorkomen. In veel gevallen dwaalt Simone Sassen met hem mee, en vaker dan voorheen maken de foto’s die zij maakt deel uit van de boeken die hij schrijft. Dat geldt ook voor Venetië. De leeuw, de stad en het water waarvoor zij prominente plekken, maar vooral veel leeuwen portretteerde.
Het geheel, de som en de delen
Op het (ver)dwalen, lezen en kijken volgt het schrijven. De laatste fase van het vat krijgen op de materie. In het geval van Venetië. De leeuw, de stad en het water was een deel van dat schrijven al gedaan, en kwam het dus ook heel erg op het componeren aan. Op het zo samenvoegen van stukken dat het geheel meer is dan de som van de afzonderlijke delen. Tot die afzonderlijke delen behoren niet alleen Venetiaanse vignetten (1998) en de tekst van het Citybook over Venetië dat Nooteboom in 2012 voor deBuren schreef, maar ook (fragmenten van) verhalen die in de loop van Nootebooms schrijverschap gebundeld opduiken.
Cees Nooteboom past in Venetië. De leeuw, de stad en het water twee ordenende principes toe. Hij maakt van de mythische leeuw, de labyrintische stad en het stijgende water leidende motieven die als rode draden door het boek lopen. Door daar steeds weer op terug te grijpen en naar te verwijzen, ontstaat er een eenheid, die het zoeken naar begin en einde van de oorspronkelijke stukken overbodig maakt.
Daarnaast maakt Nooteboom handig gebruik van de diversiteit van zijn stukken door het schijnbaar doorlopende verhaal van zijn ontdekkingstocht door de fysieke stad te doorsnijden met stukken die ogen als intermezzi waarin hij inzoomt op details. Stukken als Vertelde beelden en Twee gedichten (die geen gedichten zijn).
Eeuwig studeren op een stad
Voor wie het werk van Cees Nooteboom kent, spreekt het voor zich dat de schrijver niet alleen de stad, maar ook zichzelf bevraagt. En dus gaat het in Venetië niet alleen maar om de leeuw, de stad en het water, maar ook om de schrijver die zichzelf tot op zekere hoogte weerspiegeld ziet in die Venetiaanse drie-eenheid.
Cees Nooteboom mag dan af en toe heel uitgesproken en zelfverzekerd klinken, uiteindelijk heeft hij zich de (kunst)historische en antropologische kennis die hij etaleert op ambachtelijke wijze eigen gemaakt. Traveling light is aan hem niet besteed: hij zeult koffers vol boeken de trappen naar tijdelijke onderkomens op en verlaat Venetië altijd zwaarder bepakt dan hij er aangekomen is.
Af
Nooteboom keerde steeds opnieuw naar Venetië terug, omdat hij er naar eigen zeggen nog niet klaar (mee) was. Terwijl hij zich heel goed realiseert dat de stad hoe vaak hij er ook nog naar toe gaat nooit geheel en al zal kunnen doorgronden.
Af is het Venetië van Cees Nooteboom nooit. Hoeveel er voor hem nog te ontdekken valt, laat hij in het hoofdstuk Onvoltooid afscheid – dat voorafgaat aan Laatste dag – zien. Dwarsgezeten door de elementen, moet Nooteboom zijn vertrek uitstellen. De extra tijd brengt hij door op plekken waar hij niet op voorbereid was.
Zeker die laatste dagen kan Nooteboom er niet omheen dat Venetië overspoeld wordt door toeristen. Hij – die het liefst voor een inwoner van La Serenissima door zou gaan, maar ondanks de vele verblijfsadressen die hij er inmiddels verzameld heeft toch een buitenstaander blijft – ervaart het zelf en voelt zich als Amsterdammer die aan den lijve ondervindt hoe mensen met rolkoffers bezit nemen van de binnenstad verwant met de inwoners van de lagunestad die in opstand komen.
Een volgend verhaal?
Met Venetië. De leeuw, de stad en het water sluit Cees Nooteboom een hoofdstuk af. Het boek is zo af en het portret van de stad aan en in het water zo compleet, dat hij er een eventueel volgende bezoek aan Venetië niets substantieels aan toe zal kunnen voegen. Toch kan ik me voorstellen dat Cees Nooteboom nog niet uitgeschreven is over deze stad. Anders dan Berlijn, Lissabon of Perth speelt Venetië nog geen prominente rol in het fictieve deel van zijn oeuvre, al opent de bundel ’s Nachts komen de vossen met een verhaal dat er speelt: Gondels. De bron waaruit hij voor dat verhaal putte – dezelfde als voor Venetië. De leeuw, de stad en het water: zijn aantekeningen, zijn herinneringen en zijn ervaringen – is vast nog niet uitgeput of opgedroogd.
Venetië. De leeuw, de stad en het water
Cees Nooteboom (met foto’s van Simone Sassen)
Amsterdam : De Bezige Bij, 2019
ISBN 978-94-031-2190-1
Leave a Reply