Vier jaar geleden verscheen de roman De IJsmakers van Ernest van der Kwast. Een roman over de Rotterdamse tak van een Italiaanse familie die al generaties lang ijs maakt. Met die traditie wil Giovanni Talamini breken. Hij wil zijn leven aan de poëzie wijden. Zijn verlangen wordt aangewakkerd door de verhalen die Richard Heiman, directeur van het World Poetry Festival in Rotterdam, hem vertelt en de poëzie waar hij dankzij hem mee in aanraking komt.
Dichter wordt Giovanni Talamini niet:
‘Ik heb nooit dichter willen worden, ik heb het talent niet in me. Het zit niet in mijn bloed, het heilige waarvoor alles moet wijken. Natuurlijk heb ik het geprobeerd die eerste jaren, aangeraakt door de taal van de zuchtende zielen en de grote doden’,
maar hij schopt het wel tot festivaldirecteur.
Het gaat in De IJsmakers niet primair om de literaire carrière van Giovanni Talamini. Ernest van der Kwast zocht naar een bezigheid voor zijn protagonist die voldoende zou contrasteren met het van vader op zoon overgedragen ambacht van ijsmaker. Mede dankzij gesprekken die hij voerde met Bas Kwakman, directeur van Poetry International Rotterdam, kwam hij op het idee van zijn hoofdpersoon een festivaldirecteur te maken. Het was ook Bas Kwakman die hem van de anekdotes voorzag die het bestaan van Giovanni Talamini inkleuren.
Bas Kwakman sprak Ernest van der Kwast tijdens de presentatie van De IJsmakers dapper toe:
‘Van wie zijn de verhalen die je aan een schrijver vertelt. Van jou, de verteller of van de schrijver? Het blijft vreemd om je eigen verhalen terug te lezen in een nieuwe context. Als ik het boek lees herken ik beschrijvingen en woorden. Soms zie ik de waarheid, soms herken ik verhalen die ik zelf heb overdreven en soms herken ik verhalen die Ernest heeft overdreven’,
en werd door de man die zich over zijn verhalen ontfermd had uitvoerig bedankt.
Bas Kwakman vroeg zich vervolgens af of Ernest van der Kwast hem niet al het gras voor de voeten had weggemaaid, mocht hij ooit besluiten zijn ervaringen als directeur van Poetry International Rotterdam op papier te zetten.
In 2017 verscheen Hotelkamerverhalen, waarin Bas Kwakman in woord en beeld verslag doet van zijn reizende bestaan als directeur van Poetry International Rotterdam. Net als Giovanni Talamini klapt Bas Kwakman behoorlijk uit de school.
De verhalen in Hotelkamerverhalen – proza, maar daarmee niet noodzakelijkerwijs fictie – zijn verwant aan de verhalen die Giovanni Talamini in De IJsmakers vertelt. Het grote verschil is dat Bas Kwakman de mensen waarover hij schrijft met naam en toenaam noemt. Blijven de dichters en festivaldirecteuren die om de aandacht van Giovanni Talamini dingen anonieme archetypes en clichémannetjes, bij Bas Kwakman worden het personages in zijn versie van gezamenlijk beleefde avonturen, waarin hij zelf ook een rol speelt.
Inmiddels is het 2019 en heeft Bas Kwakman een tweede boek geschreven: In poëzie en oorlog: vijftig jaar Poetry International. Een boek dat ondanks het gouden jubileum van het festival geen officiële geschiedschrijving is, maar een persoonlijke kijk op die geschiedenis. In zes bedrijven – kennismaking, ontstaan en ontwikkeling, internationale rol en positie, specifieke festivalprogramma’s, de nationale rol en positie van Poetry International, en de rol van poëzie anno nu – licht Bas Kwakman hoogte- en dieptepunten van het Rotterdamse festival uit, puttend uit zijn eigen geheugen en de memoires van Martin Mooij.
‘Het is allemaal jouw schuld’, kaatst Bas Kwakman de bal naar Ernest van der Kwast terug die hem tijdens de presentatie van In poëzie en oorlog interviewt en wil weten waarom hij het boek schreef.
Met In poëzie en oorlog neemt Bas Kwakman afscheid van Poetry International. Na het festival door moeilijke tijden geloodst te hebben (dat ziet Bas Kwakman als zijn voornaamste verdienste, maar nog dan de manier waarop hij muziek en beeldende kunst in het programma integreerde ), is het tijd – nu echt (want Bas Kwakman refereerde er ook bij de presentatie van De IJsmakers al aan):
‘Ik begrijp inmiddels wel dat ik iets anders moet doen. Toutes Directions of Autres Directions. Of ik word ijsmaker. Of ik ga mijn verhalen alsnog zelf opschrijven. Ik zie wel. Het wordt een van die twee’,
tijd voor iets anders. De weegschaal van de festivaldirecteur is doorgeslagen naar het scheppen van voorwaarden en dat bezorgde de festivaldirecteur hoofdbrekens en hoofdpijn. Bas Kwakman weet het inmiddels zeker: hij wil zelf scheppen.
Naast een persoonlijk getinte versie van de geschiedenis van het festival waar hij zestien jaar de directeur was, is In poëzie en oorlog: vijftig jaar Poetry International daarmee ook een testament geworden en zelfs in zekere zin een afrekening.
‘Al schrijvende ontziet hij niets en niemand, ook zichzelf niet. In poëzie en oorlog is alles geoorloofd’,
staat er op de achterflap.
‘In poetry and war, everything is permitted’ schreef Eric White, directeur van het Poetry International Festival in Londen, in een telegram aan Adriaan van der Staay (één van de oprichters van het Rotterdamse festival), nadat hij Tennessee Williams gekaapt had (in plaats van hem op verzoek van Van der Staay in Dublin op te pikken en af te leveren in Rotterdam nam White Williams mee naar zijn eigen festival in Londen).
Dat in poëzie en oorlog alles geoorloofd is, is natuurlijk niet waar. Net zoals in liefde en oorlog niet alles geoorloofd is. Dat wist Eric White en dat weet Bas Kwakman ook. Het is zelfs niet bij wijze van spreken waar. Wie dat beweert, weet dat hij een grens heeft overschreden. Welke grens dat in het geval van Bas Kwakman is, laat zich lastig in woorden vangen.
Bas Kwakman kan smakelijk vertellen, daar gaat het niet om, en het staat eenieder vrij om zijn of haar kijk op een geschiedenis te geven. Maar als een toonaangevend poëziefestival als Poetry International Rotterdam vijftig jaar bestaat, vraagt dat eigenlijk om objectieve geschiedschrijving, waarin hoogte- en dieptepunten in een historisch kader geplaatst worden en zonder aanzien des persoons beschreven en toegelicht kunnen worden, zodat iedereen zo nodig de eer of de hoon krijgt die hem toekomt.
Zo’n soort boek is In poëzie en oorlog niet, en zo schijnt het ook nooit bedoeld te zijn. En dus staat het Bas Kwakman vrij om binnen en door hem gekozen opzet – die recht doet aan de geschiedenis van het festival – keuzes te maken en accenten te leggen. Waar hij daarbij put uit de ongepubliceerde memoires van Martin Mooij die hem ter beschikking werden gesteld, leunt op herinneringen van de mensen met wie hij sprak of in zijn eigen geheugen graaft is lang niet altijd duidelijk.
Dat hij wel kan oordelen over de keuzes en het beleid van zijn voorgangers, maar niet kan reflecteren op (het langetermijneffect van) zijn eigen beleid en bijdrage, ligt in de opzet van het boek besloten.
Het staat een subjectieve geschiedschrijver ook vrij om mensen al dan niet in het zonnetje te zetten. Wat mij betreft had het Bas Kwakman gesierd als hij de mensen met wie hij het festival maakte waardoor hij de kansen kreeg die hij gegrepen heeft, wat meer credits gegeven had. Er worden in In poëzie en oorlog heel veel namen genoemd, blijkt uit het elf pagina’s tellende register. Dat programmeur Jan Baeke met wie hij sinds 2009 samenwerkte bijvoorbeeld maar één keer genoemd wordt en Feline Streekstra – die van de bijna vijf jaar dat ze bij het festival werkt, al ruim drie jaar als programmeur actief is – helemaal niet in het verhaal voorkomt, is op zijn minst merkwaardig. Zij zijn niet de enigen die ontbreken.
Het zal de meeste lezers van In poëzie en oorlog: vijftig jaar Poetry International overigens een zorg zijn dat het maar een en niet de geschiedenis van het festival is. De meeste lezers zullen gewoon genieten van het kijkje achter de schermen dat Bas Kwakman hun gunt en de manier waarop hij wat hij het vertellen waard vindt opschrijft. Van het portret van een sector dat In oorlog en poëzie ook is, van de vele anekdotes, maar ook van de gedichten waarmee de hoofdstukken bij wijze van motto en leeswijzer openen. Van de verhalen die hij zich toe-eigende zonder dat de ander altijd in de gaten had behalve met een festivaldirecteur ook met een schrijver te maken te hebben.
Dat Bas Kwakman kan schrijven, is duidelijk. En gelukkig ontbreekt het hem niet aan het vermogen om ook penibele situaties waarin hij verzeild raakte met de nodige humor en zelfspot op te tekenen.
Als Bas Kwakman na 1 augustus ook formeel geen directeur meer is van Poetry International is, krijgt schrijven een nog prominentere plek in zijn bestaan. Een volgend boek is al bijna klaar. Dat volgende boek is zeker geen poëziebundel. Of de gedichten die hij in de loop der jaren schreef goed genoeg zijn om te publiceren, beslist hij op een later tijdstip. Voorlopig zitten ze nog veilig in een doos, vertrouwt hij Ernest van der Kwast toe.
Leave a Reply