Van Virginia Woolf mag ik niet zeggen dat ik Londen ken. Dat mag pas als ik ten minste een echte Cockney ken en als er in een achterafstraatje opengedaan wordt als ik op een deur bons of aanbel. Ik weet niet waar de drie mensen wonen bij wie ik, misschien, in geval van nood, terecht zou kunnen – en working class heroes zijn het zeker niet – dus ondanks al het wandelen in wijken die toeristen mijden, ken ik Londen niet. Zeker het Londen van Virginia Woolf niet. Er is tijd verstreken, haar Londen bestaat niet meer. Wijken, straten en parken veranderden zo definitief van karakter dat haar associaties niet meer opgaan. De koepel van St. Paul’s Cathedral is niet langer een silhouetbepalend baken in de skyline van de stad en achterbuurten van toen zijn nu hippe en trendy wijken.
Wandelen in haar voetsporen kan nog. Dat heb ik – ik beken – meer dan eens gedaan. Ik moest moed verzamelen voordat ik me in het doodlopende Hyde Park Gate waagde om er van een afstand naar het op één na laatste huis aan de linkerkant te kijken. Op het veel minder beladen Mecklenburgh Square – de laatste Londense straat waar Virginia Woolf woonde – vroeg ik me af of haar zenuwen wel bestand waren tegen de tussen de gevels kaatsende kindergeluiden van de buitenspelende wezen aan de overkant van de straat. Ik vond ze – al spelen op Coram’s Fields strikt genomen geen wezen meer – behoorlijk luidruchtig.
In haar voetsporen treden, of in die van een van haar personages, is leuk. Maar street haunting à la Woolf is leuker. Onder het mom van – in haar geval kon de aanschaf van een potlood niet langer wachten – door de stad zwalken. Bijna doelloos banjeren en ondertussen van alles opmerken dat vast nog wel eens van pas komt, maar hoe dan ook het waarnemen waard is. Eventueel op de een of andere plek uitkomen, maar noodzakelijk is dat niet. Want: ‘how beautiful a London street is then, with its islands of light, and its long groves of darkness, and on one side of it perhaps some tree-sprinkled, grass-grown space where night is folding herself to sleep naturally and, as one passes the iron railing, one hears those little cracklings and stirrings of leaf and twig which seem to suppose the silence of fields all round them, an owl hooting, and far away the rattle of a train in the valley.’ Dat kunnen is Londen kennen.
Ik heb nog een lange weg te gaan. Al het struinen ten spijt blijk ik vaak onbewust toch weer een route uitgestippeld te hebben. Er is zo veel te zien en het blijft moeilijk verleidingen te weerstaan. Maar ik houd hoop: ik heb al steeds minder pleisterplaatsen nodig. Het lukt steeds beter om schoonheid te negeren en het obscure te koesteren.
Voor de gelegenheid (her)las ik:
The London Scene – Virginia Woolf
Street Haunting: A London Adventure – Virginia Woolf
Over Londen – Virginia Woolf (vertaling: Carol Limonard)
Geheim Londen – Virginia Woolf (vertaling: Catalien en Willem van Paassen)
Virginia Woolf. Life and London: A Biography of Place – Jean Moorcroft Wilson
Deze column staat ook op Literair Nederland.
Leave a Reply