‘Wie heeft het tegenwoordig nog over Guus?’, vraagt iemand voor mij in de rij zich retorisch af. Er is een dichter / criticus doodgegaan en wij staan met velen te wachten tot we de aula mogen betreden. De omstandigheden stemmen weemoedig en vragen om het ophalen van herinneringen. Dat iemand zich hier afvraagt wie het tegenwoordig nog over Guus Sötemann – over die Guus hebben ze het – heeft, is niet zo gek. Guus – A.L. ofwel August Lammert – Sötemann was van 1968 tot 1985 hoogleraar Nieuwere Nederlandse letterkunde aan de Universiteit van Utrecht en er lopen hier heel wat oud-leerlingen, promovendi en vakgenoten van hem rond om de overleden dichter / criticus de laatste eer te bewijzen.
Dat wij het thuis nog regelmatig over hem hebben, gaat niemand wat aan. Dus houd ik wijselijk mijn mond en schuifel met de massa mee richting de deur. Dat er om mij heen herinneringen opgehaald worden – want de vraag stellen is hem beantwoorden – ontgaat mij niet, maar die herinneringen halen het niet bij de herinneringen die Charlotte Mutsaers heeft aan Guus Sötemann. Hij was één van haar drie formidabele leraren Nederlands op het gymnasium in Utrecht.
In het essay Tot stikkens toe, het staat in de bundel Kersebloed (1990), gaat zij uitgebreid in op het gefronste voorhoofd van A.L. Sötemann en de gevolgen van dat fronsen voor de stand van zijn wenkbrauwen. Van zijn fronsen is het vervolgens maar een kleine stap naar het fronsende landschap op De schreeuw van Edvard Munch.
Het is een mooie herinnering die Charlotte Mutsaers in Tot stikkens toe ophaalt, maar bijna nog mooier is de anekdote die ze Jeroen Dera en Wilco Versteeg toevertrouwt als zij haar voor het tijdschrift Vooys – ondertitel: tijdschrift voor letteren, de naam is afgeleid van Instituut De Vooys voor Nederlandse Taal- en Letterkunde aan de Rijksuniversiteit te Utrecht, aan dat Instituut was Guus Sötemann verbonden van 1968 tot 1985 – interviewen – Leven moet je: in gesprek met Charlotte Mutsaers:
‘Ik heb Kafka helemaal alleen ontdekt toen ik zestien was. Ik weet het nog goed: het was zo’n klein intrigerend boekje met een tekening van Kafka zelf op het omslag. Ik heb het met heel veel moeite in het Duits gelezen, en vond het fantastisch. Ik dacht echt dat het mijn eigen vondst was en vroeg naïef aan mijn leraar Guus Sötemann of hij er wel eens van gehoord had. Die man had nota bene Het slot vertaald, je lacht je dood. Maar ik had wel een schat opgegraven, en schatgraven geeft altijd de meeste voldoening.’
Eergisteren moest ík aan Guus Sötemann denken. Ik las List en leed, waarin Arie Storm feit en fictie behoorlijk consequent tegen elkaar uitspeelt, waardoor het de lezer gaat duizelen, maar aan het eind toch duidelijk is dat literatuur iets heel anders is dan het verspreiden van fake news.
De loopjes die de literatuur met de werkelijkheid neemt zijn van een heel andere orde dan het willens en wetens verdraaien van diezelfde werkelijkheid.
In List en leed voert Arie Storm niet voor het eerst de schrijver August Voois op. Ook de schrijver Arie Storm maakt zijn opwachting in List en leed. Dankzij Chuck Ramkissoon en Holden Caulfield die samen de onderneming List & Leed, Realiteitsreparaties drijven – gevestigd op Kloveniersburgwal 51 in Amsterdam – zijn August Voois en Arie Storm hun werkelijkheid niet zeker. In de werkelijkheid volgens List & Leed zou het volgende zomaar waar kunnen zijn: ‘August Voois = Arie Storm’.
Al veel eerder in List en leed gaat het over namen en over verplichtingen die bij namen horen. Dat is als het gaat om de vraag waarom August Voois August Voois heet.
‘Waar het om gaat is dat hij zijn namen óók vaak ontleent aan de werkelijkheid, net als allerlei gebeurtenissen. Vooral de bijfiguren, de bijpersonages, zoals je die noemt, die heten allemaal naar mensen met wie hij ooit iets te maken heeft gehad’,
legt Holden Caulfield August Voois uit. En dan wil August natuurlijk weten waar zijn naam eigenlijk vandaan komt. Holden Caulfield en Chuck Ramkissoon moeten hem het antwoord schuldig blijven. Ze hebben het Arie Storm wel gevraagd, maar die wist het zelf niet zo goed.
‘Nee, we weten niet precies waarom jij August Voois heet. Je kunt er natuurlijk van alles bij bedenken, maar als Arie Storm dat zelf niet heeft gedaan, en daar lijkt het op, hoef jij dat evenmin te doen, dunkt me’,
en toen moest ik dus aan A.L. / Guus / August Sötemann denken.
Leave a Reply