In het jaar dat zij zeventig werd, toerde Patti Smith (1946) in het gezelschap van haar polaroid camera door haar land. Ze keerde terug naar het verleden, verzamelde herinneringen in het heden en (dag)droomde er lustig op los. Year of the Monkey is behalve een memoir ook een surrealistisch reisverslag, waarbij wat er in haar hoofd omgaat minstens zo belangrijk is als de omzwervingen in het landschap.
In het WOW Café in San Diego loopt ze Jesús, Ernest en een naamloze blondine tegen het lijf. Een rol van betekenis speelt de blondine in Year of the Monkey niet, maar haar wimpers zijn duidelijk het vermelden waard.
‘She pressed a hot paper towel against her eyelids to loosen the glue of her exceeding long lashes.
– You could kill somebody with them lashes.’
Zinnen die mij aan Geestman van A.H.J. Dautzenberg deden denken. Geestman gaat over een man die de realiteit – in zijn geval een date met een vrouw die hem niet bevalt – ontvlucht en verzeild raakt in een wereld die de zijne niet is.
In het surrealistische landschap waarin hij belandt, stuit hij op een oog – ‘een groot oog, met een doorsnee van zeker een halve meter’ – al heeft hij niet meteen in de gaten dat het een oog is.
‘Het is een reusachtig schoteloog. Een manga-oog. De ovale iris, de te grote pupil, de natte gloed – ja, het is een manga-oog. De wimperharen steken als licht gekrulde naalden in de lucht.’
Als de man ervan overtuigd is dat het inderdaad een oog, een vrouwenoog, is, vallen hem de vlijmscherpe wimpers op. Wimpers ‘klaar om een hart te doorboren’.
‘Ik overdrijf, denkt de man, het zijn gewoon haren, opgemaakte wimpers. Maar hoe komt dat oog in hemelsnaam hier terecht. En waarom is het zo groot.
Voorzichtig bukt de man en drukt met zijn hand zachtjes tegen een wimper. Inderdaad keihard, als een wapen. Zal ik er eentje uittrekken, bedenkt hij. Wie weet wat ik nog kan tegenkomen. (…)’
Het lukt hem een inderdaad wimperhaar los te wrikken, die hij onmiddellijk ontdoet van de mascara: hij houdt niet van make-up.
‘Met een zekere trots gaat de man naast het oog staan, de wimper houdt hij als een dolk in de hand. Met zijn arm maakt hij schermbewegingen. Automatisch zakt hij iets door zijn knieën, hij recht zijn rug en danst op zijn voorvoeten door het zand, speurend naar vijanden, hij is er klaar voor, laat maar komen.’
Waar het bij Patti Smith bij de mogelijkheid van doden blijft, kiest de man in Geestman voor de aanval, al ziet hij het zelf als een reflex. Hij schrikt zo van de gevolgen van zijn manmoedigheid, dat hij opnieuw op de vlucht slaat.
Tot die regels in Year of the Monkey zocht ik naar andere verbanden. Las ik Geestman in het licht van List en leed van Arie Storm, waarin de grens tussen schijn en wezen ook wazig is. En vroeg ik me af of Dautzenberg en Storm in het voetspoor van Haruki Murakami zijn getreden met hun meest recente romans. Maar daarover later meer.
Leave a Reply