Ik ben geen Boudewijn Büch (al ben ik daar lang geleden wel eens door iemand mee vergeleken) en met Cees Nooteboom kan ik me al helemaal niet meten, maar ook ik maak me wel eens schuldig aan het bezoeken van de graven van dode schrijvers. Toen ik oktober in Parijs was, wilde ik per se naar een begraafplaats. Cimetière du Père-Lachaise lag het meest voor de hand – vanwege de naam en vanwege Sarah Bernhardt – maar ik besloot eenmaal ter plekke toch een vergelijkend warenonderzoek te doen.
Het werd uiteindelijk niet Père-Lachaise maar Cimetière du Montparnasse in het 14e arrondisement, omdat daar Susan Sontag én Marguerite Duras begraven liggen.
Op een zonnige herfstdag betrad ik de begraafplaats via een ingang aan de Rue Emile Richard en spoedde me zonder acht te slaan op wie er links en rechts begraven lagen naar de Avenue du Boulevart. Want ik wilde voordat ik toevallige bekenden tegen zou komen eerst haar graf bezoeken.
Nadat ik van de schrik bekomen was – haar graf maakt een behoorlijk amateuristische indruk: vrijbuitende vetplanten, klimop van de buren, wat schelpen en wat steentjes, met hartjes beplakte bloempotten, en heel veel pennen – hoorde ik mezelf zeggen: ‘hier ligt hij dus’. Tot dat moment wist ik niet dat die vraag mij bezighield.
De hij in kwestie – geboren als Yann Lemée, maar bekend geworden als Yann Andréa: ‘met die naam hoeft u zich geen zorgen te maken, die onthouden de mensen, die vergeet je niet zomaar’ – vergezelde Marguerite Duras de laatste zestien jaar van haar leven. Zij was zijn idool. Hij was onder de indruk van haar werk, bezocht een bijeenkomst die in het teken stond van haar film India Song, vroeg haar na af loop om een handtekening en een adres waar hij zijn brieven naartoe kon sturen, begon te corresponderen, kreeg heel lang geen reactie en toen kwam er een uitnodiging om naar Hôtel des Roches Noires in Trouville te komen. Hij ging en ging nooit meer echt weg.
Van wat hij over hun ‘relatie’ schrijft – lees M.D. en Cet Amour-lá / Die liefde – werd ik niet vrolijk. Gaat het in haar werk over hem – lees Yann Andréa Steiner, L’homme atlantique /De atlantische man of La maladie de la mort / De ziekte van de dood – dan wordt hun ongelijkwaardigheid op literaire wijze bezegeld. Na haar dood nam hij de regie over en ging als haar exécuteur littéraire door met leven.
Daar dacht ik overigens allemaal niet aan toen ik aan dat graf stond. Ik dacht eigenlijk niet zoveel nadat ik mezelf had horen zeggen: ‘hier ligt hij dus’. Ik verbaasde me zelfs niet over het feit dat Marguerite Donnadieu en Yann Lemée begraven liggen onder hun noms de plume Marguerite Duras en Yann Andréa.
Ik deed vooral mijn best om mijn teleurstelling te verbergen over het graf dat ik had aangetroffen en vond uiteindelijk enige troost in de wetenschap dat haar huizen op vergelijkbare wijze – even kneuterig en rommelig – gestoffeerd waren.
Deze column stond op 28 maart in Bazarow Magazine.
Leave a Reply