Even leek de verkoop van boeken de verkoop van wc-papier achterna te gaan. Althans die indruk kreeg ik. De Stichting CPNB besloot de Boekenweek te verlengen en startte een nieuwe campagne om het thuislezen te bevorderen. Het leek te helpen: (potentiële) lezers wendden zich tot boekhandels van steen en bloed en/of hun digitale equivalenten. #ikleesthuis werkte als een wakeupcall: het lezen van boeken in tijden van corona en quarantaine ís een optie.
Het snelle anticiperen/reageren van de Stichting CPNB op de ontstane onzekere tijden was voor boekverkopers zeker geen overbodige luxe. De Boekenweek was al niet helemaal volgens verwachting verlopen – er werden activiteiten afgelast en de omzet daalde, voor het eerst in jaren – en vanwege het steeds maar verder aanscherpen van de veiligheidsmaatregelen moesten boekverkopers vrezen voor hun klandizie.
De eerste reacties op #ikleesthuis zagen er hoopvol uit. Boekenvakkers sloegen de handen ineen en er bleek veel mogelijk (ondanks de wat knullige slogans: Thuis? Daar kun je veel beleven en Niet buiten? Haal de wereld binnen). Online boeken kopen bij de lokale boekhandel bijvoorbeeld. En die boekverkopers bleken ook nog eens van harte bereid een blokje om te fietsen om bestellingen te bezorgen. Even genereerde #ikleesthuis zoveel media-aandacht dat heel Holland leek te lezen.
Zelf doe ik aan dat thuislezen dapper mee. Sinds het begin van de Boekenweek las ik zeventien boeken (dat is meer dan vier boeken per week). Representatief voor het leesgedrag van de gemiddelde Nederlander ben ik niet: ik ben een a-typische veellezer. Gemeten over de laatste tien jaar las ik gemiddeld 3,3 boeken per week.
Zelfs voor een geroutineerde veellezer als ik is onder normale omstandigheden meer dan vier boeken per week dus al veel. Lezen vereist concentratie en bovendien heeft elk boek recht op individuele aandacht. Ik vermoed dus dat ik – en niet alleen ik, maar waarschijnlijk ook menig andere (gelegenheids-) lezer die eerst optimaal profiteerde van de Boekenweek en daarna gehoor gaf aan #ikleesthuis – moet constateren dat er een piek bereikt is. Vanaf nu zullen wij de gemiddelden zien afvlakken. Boekverkopers moeten even niet op ons rekenen.
Daar komt nog iets anders bij. Van die zeventien boeken die ik sinds de Boekenweek las, kreeg of kocht ik er in die periode dertien, de andere vier stonden al in mijn boekenkast. Er staan nu nog negen net nieuwe boeken op hun beurt te wachten, maar naarmate ik langer gedwongen binnenblijf – gedwongen is een relatief begrip: mijn schrijftafel in de keuken is mijn vaste werkplek – neemt de behoefte om nieuwe boeken te kopen af.
Van de ongelezen boeken in mijn boekenkast blijkt juist nu een grote aantrekkingskracht uit te gaan. Het is alsof ik door de bizarre situatie waarin we met zijn allen zijn beland tijd cadeau gekregen heb om me te ontfermen over de boeken die ik in de loop der jaren met zorg verzamelde.
Waar anderen hamsteren, heb ik schijnbaar de behoefte om mijn leesschuldquotiënt – dat woord leen ik van Peter Buwalda: het leesschuldquotiënt is het aantal boeken dat je bezit, gedeeld door het aantal boeken dat je daadwerkelijk gelezen hebt; in het meest gunstige geval is de uitkomst 1 – om te buigen.
#ikleesdusnogsteedsthuis en ik sluit niet uit dat, ook als de omzet van de boekhandels de komende week stabiliseert of zelfs daalt, heel Holland net als ik nog steeds leest. Maar het is ook heel goed mogelijk dat lezen uiteindelijk toch de op één na belangrijkste bijzaak in het leven blijk te zijn en wezenlijker zaken onze aandacht vragen.
Deze column stond op 4 april in Bazarow Magazine.
Leave a Reply