Literaire fictie floreert bij de gratie van (willing) suspension of disbelief. Als de lezer niet wil geloven in wat een schrijver hem voorschotelt, heeft dat soort literatuur geen poot om op te staan. Lezers die op elke slak zout wensen te leggen of zich (al dan niet uit hoofde van hun eigen deskundigheid) om de haverklap afvragen of wat de schrijver verzonnen heeft wel plausibel is, hebben niet begrepen waar het om gaat. Wie hangt aan het leven zoals hij dat kent, kan beter geen romans, verhalen en gedichten lezen. Voor zijn eigen bestwil, maar ook om het aanzien van de literatuur niet te schaden, want uiteindelijk is niemand erbij gebaat als bij het geven van een oordeel andere dan literaire criteria een rol spelen.
Weliswaar is geloofwaardigheid één van die criteria, maar geloofwaardig is niet per se hetzelfde als overeenstemmen met de werkelijkheid zoals die zich min of meer controleerbaar aan ieder van ons voordoet. Voor een schrijver die zich moet houden aan die ene werkelijkheid is er geen eer te behalen.
Tot zover de ongeschreven regels van het spel. Want wat nu als een schrijver of desnoods een uitgever zich niet aan het principe van (willing) suspension of disbelief houdt. Laat ik een voorbeeld geven: deze week las ik een boek waarvan de uitgever wil dat het gelezen wordt alsof het literaire non-fictie is (terwijl het volgens mij een veel beter boek is als het een roman mag zijn)*. Ik las deze week ook een boek dat om vast heel moverende redenen de ondertitel ‘autobiografische roman’ kreeg (terwijl de overeenkomsten met de werkelijkheid zo groot zijn dat het label non-fictie veel meer op zijn plaats zou zijn geweest)**.
In het eerste geval lijken de verbeelding en het vakmanschap van de schrijver plotseling van ondergeschikt belang, want waargebeurd, waardoor het bijna onmogelijk wordt om complimenten te maken over de compositie van het verhaal. Terwijl de schrijver juist door de manier waarop hij het verhaal vertelt een loopje neemt met (de geloofwaardigheid van) het genre dat bij uitstek staat voor het autobiografische, en de lezer dus juist extra op zijn hoede zou moeten zijn.
De schrijfster van dat andere boek wil juist op haar woord geloofd worden. Dat haar boek desondanks een autobiografische roman genoemd wordt, geeft de lezer de mogelijkheid haar weergave van de werkelijkheid naast zich neer te leggen. Zolang hij doorleest en (willing) suspension of disbelief van kracht blijft, is er niets aan de hand. Maar uiteindelijk levert een lezer van fictie zich slechts onder voorwaarden over. Hij kan op elk gewenst moment afhaken en in dit geval denken: zo erg zal het toch niet geweest zijn, want hoe autobiografisch ook, het is en blijft een roman.
Wie literaire fictie leest, doet dat op basis van vertrouwen. Van een schrijver mag je verwachten dat hij er op een consistente manier op los fabuleert – ‘oprecht veinzen’, noemde Frans Kellendonk dat, van een lezer dat hij bereid is de wereld en de werkelijkheid zoals hij die kent voor onbepaalde tijd op te schorten. Dan gaat het goed. Maar het evenwicht is wankel.
Om zonder voorbehoud mee te kunnen gaan in de verbeeldingswereld van een schrijver (hoe wonderlijk die wereld soms ook is) moet een lezer weten waar hij aan toe is. Alleen dan kan hij de juiste strategie kiezen – (willing) suspension of disbelief is maar een manier – om de tekst te tackelen.
De geloofwaardigheid geldt dus niet alleen de tekst zelf, maar ook de manier waarop een boek aan een potentiële lezer gepresenteerd wordt.*** Zet je de lezer op het verkeerde been, dan heeft dat invloed op de manier waarop hij leest wat er staat en dat kan dan weer grote gevolgen hebben voor zijn waardering voor wat hij net gelezen heeft.
* Onze verslaggever in de leegte: ongedateerde dagboeken van Dimitri Verhulst
** De langste adem: een leven met Joost Zwagerman van Arielle Veerman
*** Zowel Onze verslaggever in de leegte: ongedateerde dagboeken van Dimitri Verhulst als De langste adem: een leven met Joost Zwagerman van Arielle Veerman staan officieel te boek als NUR 320, en dat staat voor literaire non-fictie algemeen.
Deze column stond op 11 april in Bazarow Magazine.
Leave a Reply