Met Een huis in Engeland: roman van een kleinzoon schreef Maarten Asscher een eerbetoon aan William Benjamin Bree Asscher en Roosje van der Molen, zijn na de oorlog naar Groot-Brittannië uitgeweken grootouders. Het waarom van hun vertrek uit Nederland is een van de onderliggende redenen om de roman – die overigens heel veel wegheeft van een memoir – te schrijven, maar wat Maarten Asscher in Een huis in Engeland vooral doet is proberen zich heel minutieus te herinneren hoe het huis van zijn grootouders, gelegen aan 34 Pensford Avenue in Kew, er uitzag. Tijdens slapeloze nachten verplaatst Maarten Asscher zich in gedachten naar daar en wandelt hij door het decor van zijn jeugd. Dat hij daarbij veel oog heeft voor de details en ‘dingen’ op hun waarde weet te schatten, mag geen verbazing wekken. Daarvan getuigde hij ook al in bijvoorbeeld dingenliefde.
Er hangen veel schilderijen in het huis van de grootouders van Maarten Asscher. Werk van schilders van naam, maar ook werk van Opa Oa zelf. Hij was een niet onverdienstelijk amateurschilder. ‘De door hem gemaakte schilderijen die elders in huis hangen zijn alle van een uitgemeten precisie en gedetailleerde penseelvoering. Er zijn landschappen, stadsgezichten, stillevens en portretten en ook enkele kopieën naar oude meesters (…).’
En dan:
‘Dat kopiëren van historische schilderijen was iets wat ook zijn vader al graag deed. Die deed het zelfs op professioneel niveau. Hij kopieerde bijvoorbeeld in opdracht van Lady Sackville-West een deel van de collectie oude meesters in Knole House in Sevenoaks, Kent, zodat deze adellijke familie zonder gezichtsverlies tegenover bezoekers de originele topstukken stilletjes kon verkopen, terwijl daarvoor in de plaats de door mijn overgrootvader nageschilderde exemplaren werden opgehangen.’
Het is niet zo dat er bij mij meteen allerlei alarmbellen gaan rinkelen. Maar wat Maarten Asscher hier schrijft is een serieuze zaak en daar wil ik meer van weten.
Er staat hier in huis wel het een en ander van en over Knole en de Sackvilles.
Een eerste onderzoek in biografieën en brievenboeken levert weinig op. Dat de ouders van Vita Sackville-West last hadden van een chronisch gebrek aan geld is geen geheim en dat zij zich gedwongen zagen bezittingen – waaronder een deel van de schilderijenverzameling – te verkopen om Knole te kunnen onderhouden is ook traceerbaar. Maar bewijs dat er ene Benjamin Asscher betaald is om reproducties te maken van schilderijen die op de nominatie stonden om Knole te verlaten, heb ik nog niet gevonden.
Misschien dat Rudi Meulemans uitsluitsel kan geven. Volgende maand verschijnt Een ander leven. Mijn reis in de voetsporen van Vita Sackville-West, Harold Nicolson en James Lees-Milne. In een voorgepubliceerd fragment uit het boek zag ik dat hij ook Knole aandoet. Wie weet heeft hij iets te melden over de door Maarten Asscher tussen neus en lippen genoemde kwestie van het vervalsen van schilderijen. Ondertussen zoek ik ook zelf verder naar aanwijzingen.
Leave a Reply