Vanwege het Europese jaar van de burger (2013) werden politieke denkers, historici, filosofen, schrijvers, journalisten en kunstenaars uitgenodigd om hun visie te geven op een Europese toekomst. Op zoek naar nieuwe verhalen voor Europa heette de reeks die academisch-cultureel centrum SPUI25 in Amsterdam, in samenwerking met de Europese Commissie in Nederland, maakte.
Tijdens de eerste Op zoek naar nieuwe verhalen voor Europa stond Spanje centraal en mocht Cees Nooteboom zijn visie geven – het kan ook zijn dat Cees Nooteboom van harte welkom was en daardoor de focus op Spanje lag. Cees Nooteboom woont al sinds jaar en dag een deel van de dagen van het jaar op het minst verpeste stukje Spanje: Menorca. Maar ook voor hij zich er vestigde kwam hij er elk jaar al minstens één keer, volgend jaar zestig jaar geleden voor het eerst.
Spanje
Wie al zo lang zo regelmatig in een land verblijft, heeft recht van spreken en mag er een mening over hebben. Toch zal Nooteboom nooit Spanjaard zijn, worden of zich zo noemen – al was hij er via Alfonso Tiburón de Mendoza, de verteller in In Nederland / In de bergen van Nederland dichtbij.
Nederlander is hij en Europeaan. Dat laatste gaat vanzelf voor iemand die in Nederland – of enig ander Europees land – geboren is. Dat constateert hij op de eerste bladzijde van De ontvoering van Europa.
Met Spanje gaat het niet goed. En daar is Europa dat veel geld ter beschikking stelde mede schuldig aan. Nooteboom zei dat met grote stelligheid. Met net zoveel stelligheid zei hij dat het met Europa ook niet goed gaat. De wereld draait allang niet meer om Europa. En zolang Europa de kansen die het nog krijgt niet benut, komt het ook niet goed. Dat Europa bijvoorbeeld niet ziet dat ze met Spanje een balkon hebben dat niet alleen uitzicht biedt op Latijns-Amerika maar ook de sprong naar daar mogelijk maakt, Cees Nooteboom snapt het niet.
Europa is een verhaal
Een nieuw verhaal voor Europa? Maar… Europa is zelf een verhaal. Net als in 1993 toen hij in een rede uitgesproken op een symposium in Brussel – De vraag uit Brussel – de volgende vraag beantwoordde: is er een concrete gedachte, een bepaalde visie, een bijzondere modus die kenmerkend is voor de Europese fictie? liet Cees Nooteboom ook nu het verhaal over de ontvoering van Ευρώπη / Europa niet onbesproken. Toen zei hij – al legde hij de woorden in de mond van een ‘personage’ – het zo:
‘Wat die sukkels niet begrijpen,’ zei l’Être et le Néant tegen Een held uit onze tijd en Diotima, ‘is dat heel Europa om te beginnen zelf al verzonnen is, want over het algemeen gaan de dochters van Fenicische koningen niet op de rug van een toevallige stier zitten om zich vervolgens naar Kreta te laten vervoeren; en ze beseffen kennelijk ook niet, gezien de vraag, dat wij, en de zo verrukkelijk verschillende talen waarin we geschreven zijn, en de ideeën die we met al onze verzonnen of bedachte energie vertegenwoordigen, van Europa een gigantisch Euclidisch spinneweb van kruisreferenties gemaakt hebben, dat even reëel is als de grond waarop ze lopen, alleen dan zonder hun debiele grenzen.’
Europa is fictie
Hoe letterlijk moeten we dat verzonnen verhaal over Europa nemen. Ik ben geneigd te zeggen: niet al te letterlijk. Mythes – en het verhaal over Zeus die in de gedaante van een stier Europa ontvoert is een mythe – zijn een noodzakelijk kwaad. De mens heeft mythes nodig om dat wat hij niet snapt te verklaren. Om betekenis te kunnen geven aan het leven dat hij leidt en gebeurtenissen die hem overkomen.
Maar wat betekent dat verhaal dan? Is het een verhaal over onschuld en vertrouwen of over ambities die over de rug van een ander waargemaakt worden? Is Europa een meisje dat koningin wordt of een grondgebied met de potentie van mogendheid?
In de taal van het meisje is Europa het Avondland – het Fenicische woord ‘ereb’ betekent avond, het Semitische ‘erubu’ zonsondergang.
Over dat Avondland schrijft Jan Leyers in De weg naar het Avondland:
‘Ik weet wat me heeft doen vertrekken.
Eeuwenlang waande Europa zich superieur aan de rest van de wereld. In het Avondland hadden de menselijke beschaving en cultuur hun summum bereikt, zo vonden we. Even overtuigd waren we dat het de rest van de wereld beter zou vergaan als iedereen ons stichtende voorbeeld zou volgen en onze verlichte waarden zou omhelzen.
Maar dat zelfvertrouwen wankelt vandaag. De westerse idealen – economische en politieke vrijheid, individuele zelfbeschikking, geloof in de suprematie van de rede en de zegeningen van de wetenschap – zijn niet langer vanzelfsprekend. Voor velen leiden ze zelfs rechtstreeks tot de problemen waar het Westen een patent op lijkt te hebben: verzuring, doorgeslagen materialisme en consumentisme, depressie en vereenzaming. Nergens plegen meer jongeren zelfmoord, nergens zitten meer ouderen aan de antidepressiva. De morele leidersrol van het Avondland lijkt uitgespeeld.
Ik vroeg me af hoe mensen daar elders in de wereld over denken. Kunnen de westerse waarden hen nog bekoren? Geloven zij nog in onze beloften van voorspoed en vooruitgang? Om de vraag op zijn simpelst te stellen: hoe populair zijn we nog?’
Europa is niet alleen een verhaal, Europa is ook een fictie. Europa is de navel van de wereld niet en ook niet de bakermat van alle beschaving. De eenheid die door het dragen van één naam gesuggereerd wordt, bestond en bestaat in de werkelijkheid niet. Europa is een verzameling landen en in meer dan één opzicht een smeltkroes. Geert Mak noemt Europa in de inleiding van In Europa een mistig begrip.
Europa is een meisje
Europa – het meisje – kwam van elders, werd op Kreta door degene die haar naar daar smokkelde zwanger en wel aan haar lot overgelaten. Ze wordt moeder van Minos – zoon van Zeus, maar geadopteerd en opgevoed door Asterion, de koning van Kreta met wie Europa trouwde. Zoveel ‘gastvrijheid’ en onbaatzuchtigheid is tegenwoordig niet vanzelfsprekend meer. Zelfs op Kreta niet.
Of zat het zo: zochten wijzen in het oosten naar mogelijkheden om hun macht en invloed te vergroten en hun cultuur te verspreiden en kwamen ze met het oog op (massa)migratie bij de strategisch gelegen springplank Kreta uit? Werd een meisje geofferd omwille van een mogendheid en moest het trouwen met de koning om rijken aaneen te klinken?
Europa, een misleid meisje dat duizend doden stierf tijdens de overtocht:
‘Arachne beeldt Europa uit, bedrogen door de stiervorm
van Jupiter – de stier lijkt echt, het zeevlak even echt;
je ziet het meisje kijken naar het achterblijvend strand,
roepen naar haar vriendinnen en uit angst voor ’t naderend
geweld der golven heeft ze bang haar voeten opgetrokken.’
(Metamorphosen van Odivius, Boek II 103-107, vertaling: M. d’Hane-Scheltema)
Europa, een vooruitgeschoven post in een groter plan.
Europa, usurpator.
Dat zijn drie verschillende verhalen. Verhalen van kwaad tot erger. In een nieuwe verhaal past Europa bescheidenheid. Verzin het maar.
Europa: het sprookje
Europa heeft haar onschuld en aanzien verloren. Terwijl Jan Leyers zich afvraagt hoe populair ‘we’ nog zijn, is het vooral de vraag of er wel sprake is en is geweest van een ‘we’. ‘We’ veronderstelt gezamenlijkheid en solidariteit. Daar gaat het niet over als het over Europa gaat.
Als het over Europa gaat, gaat het over de zwakste schakel, die nu eens Griekenland, dan weer Portugal, Italië of Spanje heet. Landen die het net als Europa vroeger voor het zeggen hadden.
Een Europa dat die vergane glorie als het hoogst haalbare beschouwt, is voor altijd ten dode opgeschreven. Dan vergaat het Europa net als dat jongetje uit dat sprookje:
‘Er was eens dat jongetje. Dat jongetje dat dacht dat hij overal geweest was en alles al gezien had. Als vriendjes vroegen: ‘Ga je mee?’, wilde hij altijd eerst weten waarheen. Nooit was het ver genoeg, en dus bleef hij liever thuis. Thuis kon hij denken aan die keer dat hij overal geweest was en alles had gezien. Dat was toen zijn vader en zijn moeder – die zelf nog nooit ergens geweest waren – hem meenamen naar de plek waar alle landen die hij kende samenkomen. Met het grootste gemak stapte hij van het ene land in het andere en weer in het volgende. Toen hij overal zeven keer was geweest ging hij naast zijn vader en zijn moeder op een bankje zitten. Hij at wat en hij dronk wat en toen wilde hij naar huis, want hij was overal geweest en had alles gezien.
Dacht hij, en omdat hij dat dacht, snapte hij niets van de dromen die hij droomde.’
Hij droomde dat hij op een balkon stond en overal waar hij keek wereld was. Wereld die hem niet bekend voor kwam. Elke nacht droomde hij dezelfde droom en elke nacht zag de wereld er weer anders uit. Week in, week uit, maand in, maand droomde hij die droom. Hij begreep er niets van. Hij was toch overal geweest en had toch alles al gezien.
Nee, Europa moet een voorbeeld nemen aan die man die zich liet verleiden door een vlek:
‘Er was eens die man. Die man die dacht dat hij overal geweest was en alles al gezien had. Tot hij op een ochtend slaapdronken van het dromen zijn kop koffie omstootte en er even later in de plooien van het plastic tafelkleed een land leek te liggen. De man bedacht zich niet, hij ging op reis en kwam terug met verhalen’
Een compilatie van de avond:
Dit stuk schreef ik zeven jaar geleden voor De contrabas.
Leave a Reply