De ik in De aanslag in Sarajevo van Georges Perec wordt danig op de proef gesteld. Hij wil Mila veroveren, maar Mila behoort een ander toe (en die ander weer een ander). Hij is haar vanuit Parijs achterna gereisd naar Joegoslavië, waar hij tussen hoop en vrees veel tijd verdoet met vrienden, al dan niet in een café of restaurant.
Tijdens een zo’n van raki doordrenkt gesprek met een vriend proberen zij de aan- en afwezigheid van Mila (en haar minnaar Branko) tevergeefs enigszins te relativeren. Als zij na afloop van het drinkgelag het huis van Mila passeren, barst de ik uit in poëzie:
‘Zo steeds naar nieuwe stranden voortgedreven naar verre horizon voor altijd meegesleept kunnen wij in die zee van tijd niet éénmaal een enkele dag voor anker gaan? O meer! Het jaar is nauwelijks weer aangekomen bij lieflijke golven die zij terug zou zien zie mij eenzaam neerzitten op de stenen waar jij haar toen al eerder had gezien.’
(vertaling: Edu Borger)
Bezorger Claude Burgelin constateert dat de ik hier (Alphonse de) Lamartine niet helemaal correct citeert: ‘ “naar verre horizon” komt in de plaats van “in de eeuwige nacht”.
Dit zijn de eerste strofen van het gedicht Le lac:
Ainsi, toujours poussés vers de nouveaux rivages,
Dans la nuit éternelle emportés sans retour,
Ne pourrons-nous jamais sur l’océan des âges
Jeter l’ancre un seul jour ?
Ô lac ! l’année à peine a fini sa carrière,
Et près des flots chéris qu’elle devait revoir,
Regarde ! je viens seul m’asseoir sur cette pierre
Où tu la vis s’asseoir !
(hier het hele gedicht, en hier een vertaling in het Engels)
De keuze voor Le lac lijkt verre van toevallig: het is een gedicht over het lot, het leven (en de natuur) – Lamartine schreef het om herinneringen aan zijn overleden muze te bewaren, maar of Georges Perec een speciale band met Lamartine dan wel Le lac had? Ik sloeg er Georges Perec: a Life in Words van David Bellos op na. Lamartine komt twee keer voor in het register. Bellos noemt Lamartine in relatie tot L’homme qui dors, maar ook als hij het heeft over Perecs kennismaking met de Franse literatuur:
‘The French literature on which Perec was tested at the age of fifteen consisted not of whole books, but of selected extracts: lines 401-430, 588, 609, 830, 1169, 1203, 1789, and 1806 of Corneille’s Nicomède; lines 63, 96, 531-578, 897-948, 1174-1220, 1433, 1452, 1537, and 1638 of Racine’s Iphigénie; lines 203-277, 428-510, 558-614, and 726-842 of Molière’s comedy Les Femmes savants; three extracts from La Princesse de Clèves; two passages from Chateaubriand; one poem each from Lamartine, Vigny, Hugo, and Baudelaire, and two from the reputedly easier Verlaine, with whom French literature – for the troisième, at least – came to a stop, around 1890.’
Of dat ene gedicht van Lamartine Le lac was, is de vraag.
Alphonse de Lamartine is niet de enige dichter die de ik in De aanslag in Sarajevo geciteerd wordt. Er komen ook twee regels van La chanson du mal-aimé van Guillaume Apollinaire – waarin het ook niet goed afloopt met de liefde – in de roman voor, een gedicht waarin :
‘Laat vallen, die muren van water, wanneer je onheus wordt bemind.’
(vertaling: Edu Borger)
Van Apollinaire ontbreekt in Georges Perec: a Life in Words elk spoor.
Leave a Reply