Op de dag dat ik de film zag, ben ik in het boek begonnen. De volgende dag had ik het uit en begreep ik de film beter. Ik begreep dat Nanouk Leopold door het rigoureus wegsnijden van verhaallijnen niet alleen het perspectief heeft verlegd, maar ook noodoplossingen heeft moeten zoeken. Maar ik begreep niet waarom ze toen ze moest kiezen om één Henk een andere naam te geven in mijn optiek de verkeerde Henk Geert noemde.
Boven is het stil gaat over een man die als jongen na de dood van zijn tweelingbroer door zijn vader gedwongen wordt om zijn studie af te breken en terug te komen naar de boerderij om op termijn zijn vader op te volgen.
In het boek dat Gerbrand Bakker schreef, ligt onder alles wat Helmer (niet) denkt en (niet) doet, het pogen om de vanzelfsprekende twee-eenheid waaraan met de dood van zijn tweelingbroer Henk abrupt een einde is gekomen te herstellen.
In de film van Nanouk Leopold is Helmer een man die door de aanwezigheid van een dominante vader gedwongen is zijn leven uit te stellen.
Boek en film beginnen met het naar boven doen van vader, waarna de boerderij stukje bij beetje door Helmer in bezit genomen kan worden. Vanaf dat moment begint bij Nanouk Leopold Helmers zoektocht naar zijn (seksuele) identiteit. In het interview dat in de persmap zit, zegt Nanouk Leopold:
‘Boven is het stil is een verhaal over een man die zichzelf bevrijdt. Hij bevrijdt zich van het ingesloten beeld van hemzelf. Hoe zijn vader hem ziet, hoe de wereld hem ziet, hoe hij zichzelf ziet, het zal allemaal veranderen. Helmer moet zichzelf opnieuw uitvinden, om te zien wie hij altijd al was.’
Ze dicht Helmer een handelingsbekwaamheid toe die in de film eigenlijk ontbreekt. In het boek lijkt Helmer doelgerichter dan in de film naar een in eerste instantie gefantaseerde toekomst toe te werken – geïnspireerd door het vertrek van een boer in de buurt die naar Denemarken emigreert, hangt hij een kaart van dat land aan de muur en leert de namen van plaatsen uit zijn hoofd.
In de film streeft Helmer niet naar bevrijding, maar blijkt hij uiteindelijk bevrijd. Dat moment ligt net voor de dood van zijn vader, en ligt besloten in maar twee zinnen:
(Vader:) ‘Toen Geert verdronk, was het alsof ik zelf doodging.’
(Helmer:) ‘En je bleef met de verkeerde zoon achter.’
Die zinnen vormen het aportheose eindpunt van de toenadering die juist door het naar boven doen plaatsvindt. Helmer realiseert zich dat de idee dat zijn vader met de verkeerde zoon achterbleef voor een gedachte is die in zijn eigen hoofd woonde.
Dat en het inzicht dat zijn vader ook verdriet had om de dood van de broer die in de film Geert heet, maakt rouwen mogelijk, en belangrijker nog: Helmer kan gaan genieten van het leven.
Overigens: in het boek komt een vergelijkbare scène voor:
‘Zul je het redden in je eentje?’
‘Dat lijkt me wel.’
‘Je bent een volwassen man.’
‘Een halve volwassen man.’
(…)
‘Ik was tweede keus,’ zegt ik. ‘Dat was het ergste. Altijd maar het gevoel hebben het niet goed te kunnen doen.’
‘Ik deed ook maar mijn best,’ zegt hij.
‘Ik niet?’
‘Natuurlijk wel. Jij ook.’
De regisseuse die aanvankelijk alleen het scenario zou schrijven, zegt in dat interview ook:
‘Helmer is homoseksueel. Hij heeft dit voor iedereen verzwegen, ook voor zichzelf. Helmer weet dat zijn vader zal sterven, zoals ook zijn dode tweelingbroer nog een keer moet sterven, om Helmer te bevrijden van zijn juk. Het juk van de tweelingbroer die in alles beter was dan Helmer. Een betere man. Een echte man.’
Ik weet niet of Helmer per se homoseksueel is. Hij kijkt naar mannen, maar of dat uit lust, liefde of verlangen is, dat is de vraag. Ik zie zijn kijken vooral in het licht van het verbreken van de twee-eenheid Helmer-Henk. In het bovenstaande citaat uit het boek noemt Helmer zichzelf een halve volwassen man. Hij is op zoek naar de andere helft. Het is niet uitgesloten dat dit betekent dat hij homoseksueel is, maar dat hoeft niet. Zelfs de ontknoping in het boek – het verblijf in Denemarken in gezelschap van de knecht van zijn vader die hem ooit op de mond gezoend heeft, is voor meer dan alleen de interpretatie die Anouk Leopold verkiest vatbaar.
Nanouk Leopold heeft fors gesnoeid in de verhaallijnen, waardoor de focus op de vader-zoon relatie en op de dagelijkse bezoeken van de melkrijder komt te liggen. Met minieme aanwijzingen moet de kijker reconstrueren wat er in het verleden precies gebeurd is. In een eerder stuk dat ik over deze film schreef voordat ik het boek gelezen had – Boven is het stil, voor wie het boek nog niet gelezen heeft – schreef ik de nogal cryptische zin: ‘Sporen die uit het niets komen en sporen die doodlopen’, een zin die zoals iemand opmerkte niet klopt, maar waarmee ik vooral aan wilde geven dat ik de indruk kreeg dat er in de film verwezen wordt naar zaken waarvan ik als (nog) niet-lezer van het boek, geen weet kan kon hebben.
Gerbrand Bakker voorziet het heden en de toekomst van Helmer van een verleden en daarmee van de logica van oorzaak en gevolg. ‘Ik heb vader naar boven gedaan’, is niet voldoende voor Helmer om in beweging te komen. Hij heeft die fantasie over een toekomst elders nodig, maar hij heeft ook het herbeleven van het verleden nodig. Daarom krijgt hij een brief van Riet, de vrouw die de vaste verkering was van zijn broer op het moment van zijn overlijden, waarin aangestuurd wordt op een ontmoeting, maar die vooral bedoeld is om haar niet tot nuttige daden te bewegen zoon als knecht op de boerderij te stallen. Deze jonge jongen heet Henk, en is wel degelijk naar de overleden broer van Helmer genoemd.
In de film zeggen Helmer en Henk niet zoveel tegen elkaar. In het boek wel. De gesprekken geven extra kleur geven aan de herinneringen van Helmer. Die gesprekken zijn de bevestiging van zijn bestaan.
‘Helmer?’
‘Ja?’
‘Hoe is dat, een tweelingbroer hebben?’
‘Dat is het mooiste wat er is, Henk.’
‘Voel je je nu half?’
Ik wil wel iets zeggen, maar kan het niet. Ik moet me zelfs vastgrijpen aan een van de stangen om niet te vallen. Ik ben altijd vergeten, ik was de broer, vader en moeder waren belangrijker, Riet eiste – hoe kort dan ook – haar weduwschap op, en nu staat hier de zoon van Riet tegenover me en hij vraagt aan mij of ik me half voel. Henk pakt me bij mijn schouders, ik schud zijn handen van me af.
‘Waarom huil je?’ vraagt hij.
‘Om alles,’ zeg ik.
Hij kijkt me aan.
Ik laat hem kijken.
Van de verbondenheid tussen de jongen die noch de neef noch de zoon van de ander had kunnen zijn omdat hij dan een ander was geweest, blijft in de film niets over. In de film is Henk degene die Helmer de schaamte laat afleggen over het kijken naar het eigen en andermans lichaam. Net als in het boek kruipt Henk in de film bij Helmer in bed, maar de lading is volstrekt anders, en de reactie van Helmer ook.
Omdat voor mij de twee-eenheid tussen de tweelingbroers Helmer en Henk een van de pijlers is waarop Boven is het stil rust, snap ik niet waarom Nanouk Leopold de broer geen Henk maar Geert noemt.
Haar keuze om een knecht uit de lucht te laten vallen – misschien heb ik het gemist, maar dat er een knecht komt, wordt pas duidelijk als Helmer de kamer van zijn broer opruimt en zijn vader vraagt wat hij aan het doen is – kan ik me voorstellen, maar had die knecht dan Geert genoemd. ‘In film is het best onhandig als iedereen Henk heet’ is geen excuus.
Door het lezen van het boek ben ik de film beter gaan begrijpen en door het kijken naar de film zag ik de kwaliteiten van het boek.
Dit lijkt alsof er maar één conclusie mogelijk is: het boek is beter. Omdat dit (in)direct een diskwalificatie van Nanouk Leopolds film in zou houden, trek ik die conclusie niet. Ik vind dat Nanouk Leopold een mooie film gemaakt heeft. Een film die optimaal gebruik maakt van wat met film kan, maar daarvoor heeft ze wel concessies moeten doen aan het boek. Haar interpretatie van het verhaal is niet de mijne, maar waar ze heel erg goed in slaagt is in het laten zien van een man die letterlijk en figuurlijk opgesloten zit. Dat doet ze door taal en zijn bewegingsruimte tot het minimum te beperken. Maar haar Helmer is nog steeds een menselijke man. Hij zorgt voor zijn vader, hij neemt tijd voor zijn buurjongetjes, hij laat zich de goede raad van hun moeder welgevallen, hij doet wat gedaan moet worden.
Ze suggereert veel en dat houdt nieuwsgierig, een hele film lang. En ze heeft vier mannen fantastisch gecast. Jeroen Willems (Helmer) is ontoegankelijk en boos, maar kwetsbaar. Henri Garcin (de vader) schiet gaatjes in het zwart van een naderend einde. Wim Opbrouck (de melkrijder) speelt onschuld en toewijding, maar wil meer, en Martijn Lakemeier (Henk) is er en gaat weer weg, meer ruimte mag een katalysator niet claimen.
In haar visie op het verhaal klopt haar Boven is het stil, ondanks de onafgehechte draadjes die nog naar het boek verwijzen.
Zeven jaar geleden voor De contrabas geschreven.
Dit stuk vormt een tweeluik met Boven is het stil: de film voor wie het boek nog niet gelezen heeft.
Leave a Reply