‘Je maakt het wel weer bont!’
Jan Siebelink is hoorbaar (en zichtbaar, want je kunt tegenwoordig ook radio kijken) van zijn stuk gebracht als Mieke van der Weij hem in MAX Nieuwsweekend confronteert met het feit dat hij in zijn nieuwe roman Maar waar zijn die duiven dan van Hans en Margje Sievez een kinderloos echtpaar gemaakt heeft dat zich ontfermt over de wees geworden Hugo Tempelman.
Hij weet niet goed wat hij moet antwoorden: ‘Ja, omdat ik, dat … ja…. We kunnen dat niet allemaal uit gaan leggen nou. Het leven gaat zoals het gaat.’
‘Jan, misschien moet je de titel even uitleggen.’ Peter de Bie schiet de in het nauw gebrachte schrijver te hulp. De aandacht is afgeleid en de luisteraar kan fluiten naar een verklaring van deze wel heel wonderlijke wending die Jan Siebelink het leven van het echtpaar Sievez gegeven heeft.
Dat echtpaar maakte zijn opwachting in Knielen op een bed violen en Margje. In beide romans hebben ze twee zonen: Ruben en Tom/Thomas. De rivaliteit tussen (de) broers en het dingen om de gunsten van de vader en de moeder is een terugkerend motief in het werk van Jan Siebelink, ook al in vroege verhalen en romans waarin de naam van de familie die op de kwekerij woont en werkt nogal eens verandert.
Je kunt je natuurlijk afvragen waarom Jan Siebelink het in Maar waar zijn die duiven dan zo bont maakt, maar de vraag waarom zijn redacteur dit gevalletje bad continuity heeft laten passeren is een minstens zo relevante vraag. Waar een auteur het spoor bijster dreigt te raken, is daar altijd nog zijn professionele meelezer. De man of vrouw die namens de uitgever vinger aan de pols houdt, en als dat nodig is de schrijver uit een dal naar het licht loodst. Heeft degene die Jan Siebelink had moeten behoeden voor deze continuïteitsfout zitten slapen, kent hij het werk van Jan Siebelink onvoldoende of heeft zij ondanks overtuigende argumenten tevergeefs geprobeerd de auteur op andere gedachten te brengen.
Continuïteit is essentieel voor de geloofwaardigheid van een verhaal. In de filmwereld is de script of continuity supervisor (in de beginjaren van de film heette zo iemand nog ‘continuity clerk’) een belangrijke man of vrouw op de set en wordt derhalve prominent genoemd op de aftiteling. Degene die verantwoordelijk is voor de script continuïteit bewaakt niet alleen de voortgang van de opnamen, maar let er ook op dat wat opgenomen wordt klopt, zodat regisseur en editor in de montagekamer niet voor onaangename verrassingen komen te staan.
Zo iemand had Jan Siebelink tijdens zijn lange loopbaan heel goed kunnen gebruiken. Min of meer verontschuldigend en schouderophalend zei Jan Siebelink in het interview met Mieke van der Weij en Peter de Bie dat de kwekerij tot het arsenaal behoort waar hij altijd uit kan putten. Het personage Hugo Tempelman zegt het hem in Maar waar zijn die duiven dan in Bijbelse bewoordingen na: ‘Het is een rots, ik hoef er maar op te slaan… Een bron waar altijd water uit opwelt.’ Maar zo’n goudmijn is ook een valkuil.
Jan Siebelink is een uitgesproken her-verteller. Hij recyclet al vijfenveertig jaar zijn belangrijkste thema’s en motieven. Dat is op zich een interessante manier van werken, want er zitten altijd meer kanten aan een verhaal. Waarom zou die ene versie de definitieve moeten zijn.
Maar voor wie steeds opnieuw terugkeert naar de dezelfde bron is starting from scratch geen optie. Hij moet rekening houden met de romanwerkelijkheid zoals hij die inmiddels geschapen heeft. Die realiteit is voor zijn lezers het vertrekpunt. Daarom fronsten trouwe lezers – onder wie Mieke van der Weij – hun wenkbrauwen toen ze lazen: ‘Kort na het bezoek aan mijn halfbroer was ik in huis gekomen bij mijn nieuwe ouders, Hans en Margje. Hun huwelijk was kinderloos gebleven.’
Als zijn redacteur dat al niet gedaan heeft, had een continuity supervisor (of desnoods een continuity clerk) hem op deze inconsequentie kunnen wijzen. Het ongemakkelijke moment tijdens MAX Nieuwsweekend was hem bespaard gebleven en Jan Siebelink had zich dan niet voor zijn stamelen hoeven schamen. Al is schaamte goed voor een schrijver: ‘Les sources d’un écrivain, ce sont ses hontes’. ‘De bronnen van een schrijver zijn zijn schaamtes.’ Jan Siebelink koos dit motto – een uitspraak die hij zelf optekende uit de mond van de filosoof E.M Cioran – voor zijn roman. In de conversatie dat zij voerden, staat die zin niet op zich. Cioran laat er op volgen: ‘Degene die er geen ontdekt in zichzelf of er zich aan onttrekt, is gedoemd tot plagiaat of literaire kritiek.’
Mijn recensie van Maar waar zijn die duiven dan staat hier.
Deze column stond 16 mei in Bazarow Magazine.
Leave a Reply