Wachten is het sleutelwoord in Het eeuwige volk kent geen angst van Shani Boianjiu. Wachten op een oorlog die misschien uitbreekt. De oorlog zelf krijgen we in haar boek niet te zien. Die vindt buiten beeld plaats. Met het niet terugkeren van het front wordt rekening gehouden, maar aan wie in de strijd valt, wijdt zij weinig woorden.
Shani Boianjiu
Behalve als Dan, de broer van Avishag, geliefde van Yael, doodgaat:
‘Eerst was het verhaal dat Dan gewond was aan zijn hoofd, waar Avishag zich natuurlijk zorgen om maakte, toen was het zo dat hij ernstig gewond was aan zijn hoofd, en dat hij in het ziekenhuis lag, maar dat de moeder van Avishag ze dat ze er niet heen mocht, toen was hij per ongeluk in zijn hoofd geschoten, en uiteindelijk, op het laatst, was het verhaal dat hij met een stel klasgenoten naar de telefoonmast was gegaan en dat ze dit of dat meisje hadden gebeld, maar dat ze vervolgens Russische roulette waren gaan spelen omdat niemand opnam. Ik bedoel, niemand behalve de mensen in het dorp hadden bereik, en bijna iedereen was op het feestje van Lea, dat was het punt. Om zes uur de volgende morgen was het zo dat Dan was overleden.
Maar ik geloof niet een van die geruchten. Volgens mij is hij gewoon die heuvel op geklommen en heeft hij zich helemaal in zijn eentje een fokking kogel door de kop gejaagd.’
(vertaling: Auke Leistra)
Het gaat bij Shani Boianjiu – en bij veel Israëlische schrijvers van haar generatie – niet langer letterlijk over de oorlog. De mogelijkheid van een oorlog is een levenshouding geworden. Met de noodzaak om paraat te staan, wordt de spot gedreven. Shani Boianjiu staat in een lange traditie van geëngageerd schrijven, al pakt de jongste generatie het anders aan dan de vorige en die daarvoor.
A.B. Yehoshua
Als het in de romans van A.B. Yehoshua en David Grossman over de oorlog ging, dan ging het ook echt over de oorlogen, inclusief de gevechtshandelingen, waarin Israël verwikkeld was om grenzen te beschermen en soevereiniteit op te eisen.
Het centrale thema in het werk van A.B. Yehoshua is niet de (ver)wording van de staat Israël, maar de joodse identiteit. Er wordt in zijn werk veel over de wereld en door de tijd getrokken. De diaspora is voor veel Israëlische schrijvers en schrijvers met joodse wortels thema en/of motief.
Twee keer bouwde Yehoshua een roman op rondom een oorlog. De minnaar is een zoektocht naar een man – de minnaar van de vrouw van degene die zoekt – die niet is teruggekeerd uit de Jom-Kippoeroorlog. Dichter bij de dood staat Vriendschappelijk vuur, woorden die de woede opwekken van een vader die zijn zoon verloren heeft.
‘Ze kwamen mee met Amots, want op het militaire formulier, nog in zijn rekrutentijd, had Ajali zijn en jouw naam genoteerd voor jobstijdingen. Het feit dat de soldaat gedood was door eigen vuur konden ze niet verbergen, want dat was al uitgelekt naar de media, dus toen ik daar stond met de vergiftigde pijl in mijn hart, en de hemelse boodschapper, in uniform, uitlegde dat het door eigen vuur kwam en met trillende hand het gevechtsbeeld schetste, alsof daar werkelijk een gevecht had plaatsgevonden en er niet gewoon een soldaat gedood was die per ongeluk voor de gezochte persoon werd gehouden, toen had jouw Amots, mijn, onze Amots, om een of andere reden het idee dat ik die uitleg niet snapte, of misschien wilde hij juist troosten, wilde hij de extra strop die om mijn nek zat wat losser maken, want eigen vuur is honderd keer wreder dan “vijandelijk vuur”, en toen greep hij mijn hand en omhelsde me stevig, en zei tegen me: Jirmi, ze bedoelen vriendschappelijk vuur.’
(vertaling: Hilde Pach)
David Grossman
Oorlog – met de dood van een zoon als gevolg – speelt ook een belangrijke rol in de laatste twee roman van David Grossman. Terwijl hij Een vrouw op de vlucht voor een bericht, een monumentale roman over een moeder die mythisch denkt: zolang zij niet bereikbaar is, kan haar zoon niets overkomen, aan het schrijven is, komt zijn zoon om. In Uit de tijd vallen schrijft hij over het verdriet van ouders die hun kind verloren. De oorlog is uit dat boek gebannen, maar is desondanks op elke bladzijde volbaar.
‘Schrijven over de oorlog lukt me niet’, zei Amos Oz eerder dit jaar in een interview dat hij gaf ter gelegenheid van het verschijnen van Onder vrienden, een boek over zijn kibboetsverleden. Toen Oz jong was, was de oorlog er, vaak ook onopvallend. In Een verhaal van liefde en duisternis staan passages waaruit blijkt hoe het familieleven geplooid werd om de oorlogshandelingen:
‘In september, tijdens een wapenstilstand waardoor de strijd tijdelijk onderbroken was, op een zaterdagochtend, kwamen opa en oma bij ons op bezoek, en de Abramski’s en misschien nog wat kennissen, ze dronken thee in de tuin, praatten over de overwinningen van het Israëlische leger in de Negev en over het verschrikkelijke gevaar dat besloten lag in het vredesplan van de VN-bemiddelaar, de Zweedse graaf Bernadotte, een list waar de Britten ongetwijfeld achter zaten en die tot doel had onze jonge staat dood te knijpen.’
(vertaling: Hilde Pach)
Amos Oz
Fictie maken van de oorlog lukte Amos Oz dan misschien niet, maar de twee essays in Hoe genees je een fanaticus zijn messcherpe analyses van de oorzaak van de conflicten in de regio.
‘Het is eigenlijk niets anders dan een territoriaal conflict over de pijnlijke kwestie van wie het land is. Het is een conflict tussen gelijk en gelijk, tussen twee uiterst krachtige, uiterst overtuigende aanspraken op hetzelfde kleine land. Geen godsdienstoorlog, geen oorlog tussen culturen, geen verschil in traditie, maar heel eenvoudig een geschil over onroerend goed, over de vraag van wie het huis is. En ik geloof dat dit kan worden opgelost.
Ik geloof onder allerlei voorbehoud dat verbeeldingskracht kan bijdragen aan het verwerven van een gedeeltelijk, beperkte immuniteit voor fanatisme.’
(vertaling: Patty Adelaar)
Renate Rubinstein
Renate Rubinstein deelde zijn mening:
‘Maar wie iets begrijpen wil van het Arabisch-Israëlische conflict, die zal, al is het maar zolang hij dit boek leest, moeten beseffen dat er sprake is van twee volkeren die om hun bestaan vechten: het Israëlische en het Palestijnse. En voor dat bestaan als natie maken beide volkeren aanspraak op hetzelfde stuk grond: het voormalige Palestina, thans de staat Israël. Beide doen er rechten op gelden en voor beide geldt dat het recht van de een, dat van de ander uitsluit. Het feit dat de meesten van ons zich met de ene partij gemakkelijker identificeren dan met de andere, is op zichzelf nog niet een bewijs voor het gelijk van die partij. Wij zullen met argumenten moeten komen, en wat meer is, met argumenten waarvan ook de tegenpartij de geldigheid inzien moet. Als we dat tenminste willen. We kunnen het geloof in de rede ook opgeven, en met wat meer of wat minder spijt onze toevlucht zoeken in het nationalisme of in de onverschilligheid. Het zou weleens kunnen zijn dat er gewoon niets anders op zit.’
Renate Rubinstein schreef dit in 1967, het staat in Jood in Arabië, Goj in Israël. Het citaat van Oz stamt uit 2004. Het eeuwige volk is verwikkeld in een al eeuwen – overdrachtelijk bedoeld – durend conflict.
Dat conflict was wat mij in eerste instantie boeide. Pas daarna ontdekte ik de literatuur van dat land en het over de hele wereld verspreid geraakte eeuwige volk. Waar ze ook terecht kwamen, ze schreven en gingen – ondanks een gedeeld lot – (ook) deel uitmaken van de literaire geschiedenis van hun land van aankomst.
Judith Herzberg
Ergens halverwege tussen Renate Rubinstein en Amos Oz – in 1987 – schreef Judith Herzberg dit gedicht:
Bezet gebied
Hier, waar alleen al
uit beleefdheid licht
gebouwd zou moeten worden,
waar alles opvouw-
en opklapbaar zou
moeten zijn,
als zeiden de gebouwen:
wij zijn hier maar
zo lang het leven
is onzeker
zie ons niet aan
dat wij beton zijn
dat is nu eenmaal
het goedkoopste –
staan ze geheid
als stoelt beton
in eeuwigheid.
Zelfs bergen
werden verzet.
Waar eens,
onvredig weliswaar
toch kudden graasden,
waar stenen
bleven liggen
waar ze lagen, waar
in de zomer droogte
zorgde voor een schone
dood; (wat niet als aas
werd opgepikt
verpulverde, verwaaide,)
daar staan nu zeer
solide villa’s
tussen knal-
groene gazons.
Een uitheems water
houdt in fijne
hoge stralen
de illusie staande
en uit grote kranen
die van onbedaar-
lijke fabrieken.
Ik heb het niet
over politiek
ik heb het
over gebaren.
Literatuur kan geen oplossingen forceren, maar ze wel haarscherp verwoorden. Minstens zo trefzeker als de politiekste analyse.
Zeven jaar geleden voor De contrabas geschreven.
Leave a Reply