Met de tram terug in de tijd
Al voordat de vrouw die door Martha Heesen op de eerste bladzijde van De lus zo treffend wordt beschreven:
‘Om elf uur dertien heeft ze haar huis verlaten, langzaam, in alles langzaam. Ze wordt steeds trager, maar dat weet ze niet, de klokken en horloges heeft ze weggedaan, net als de spiegels trouwens. Ze heeft een stok, en ze denkt nog steeds dat ze die niet echt nodig heeft. Haar jas is een colbertje van haar een na laatste geliefde – zou hij nog leven – en dat eigenaardige roestkleurige sleepje is de voering, die steeds verder loslaat. Twee keer is ze teruggelopen om te voelen of de deur wel goed dicht zat, ze is naar de tramhalte gewandeld, heeft daar lang moeten wachten, op alle fietsers, binnensmonds foeterend en scheldend, heeft alle kwade blikken ontweken, met moeite, ze moet dat nog leren’
de behoefte krijgt om iets op te zeggen en voor Het uur U van M. Nijhoff kiest, moest ik aan dat gedicht denken. Wij lazen Het uur U klassikaal om het daarna uitgebreid te bespreken (zeg maar minutieus te ontleden). Toch is het niet de inhoud van het gedicht dat me altijd is bijgebleven, maar de sfeer. Die broeierige, onheilspellende sfeer. De leegte. Het afwachten. En de ontlading aan het eind.
‘Het was zomerdag.
De doodstille straat lag…’
begint ze, en even later:
‘Het is zomerdag.
De doodstille straat lag
te blakeren in de zon.
Een man kwam de hoek om.’
Veel letterlijker wordt het niet, behalve aan het eind:
nu gaat het beginnen, nu
verdwijnt de onzekerheid
van de mij gegunde tijd,
nu is het voor alles te laat.
Het uur U
Maar je hoeft er Het uur U maar op na te lezen om te zien dat er veel meer woorden en beelden van Nijhoff verstopt zitten in De lus van Martha Heesen.
De vrouw in De lus is bovendien op weg naar haar uur U, naar haar uur van de waarheid. Sinds ze weet wie wattman is, stevent ze af op een confrontatie met de trambestuurder die ze nog van vroeger kent. Zij is hem iets verschuldigd, al is het maar de vraag is of het schuld is wat ze voelt. Heeft ze spijt? Schaamt ze zich?
Er waren stille getuigen. Ze kunnen zich situaties herinneren en zijn bereid het een en ander te verklaren. Al is het de vraag of hun kant van de zaak voor voldoende opheldering zorgt. Want waarom keken zij toen toe. Als ze al toekeken en niet medeplichtig waren. Behalve die ene, maar hij had niets te verliezen.
Steeds opnieuw maakt de vrouw de gang naar de tramhalte en rijdt ze mee tot waar de tram niet verder kan en moet keren. Daar in De Diepte woonde ze als kind. Daar gebeurde het. Daar liet zij na. Dat is wat ze deed. Ze deed niets. Ze liet na.
Wat ze naliet? Dat wordt duidelijk, maar zo precies als Martha Heesen is als het om aanduidingen van tijd en plaats gaat, zo mooi laat ze veel in het midden zonder dat ze verzwijgt. Dat was altijd al zo in haar werk, ook toen zij zich richtte op jeugdige lezers.
Net als in Het uur U dwingen de woorden en de beelden tot begrijpen. Misschien wel tot begrip. Want de vrouw mag dan excentriek zijn en van zich af blaffen, vroeger was ze een meisje met rood haar dat niet uit de toon wilde vallen. Een meisje dat erbij wilde horen en niet altijd zin had om op haar broertje te passen. Het broertje dat door haar vader en moeder zo liefdevol in het gezin werd opgenomen. Het broertje dat zo anders was en zoveel aandacht vroeg. Een jongetje dat de grote wereld onderging en in een eigen wereld leefde. Een jongetje dat ook als man niet door rancune geregeerd wordt.
De lus leunt niet op Het uur U, maar de echo van Martinus Nijhoff klinkt er duidelijk in door, terwijl het proza van Martha Heesen zijn poëzie tegelijkertijd nieuw leven inblaast. Maar nergens doet De lus gemaakt, gekunsteld of über-literair aan. De woorden en de beelden blijven – hoe zorgvuldig gekozen en eigen zij ook zijn – dienstbaar aan het verhaal over kwetsbare mensen en de omgeving waarin zij zich staande moeten zien te houden.
De lus
Martha Heesen
Amsterdam : Van Oorschot, 2020
ISBN 978-90-282-1040-0
Leave a Reply