Eigenlijk had Karl Ove Knausgård op 23 mei met veel ceremonieel zijn bijdrage aan de Framtidsbiblioteket zullen overhandigen. Maar dat ging vanwege corona/covid-19 niet door. De plechtigheid is uitgesteld tot 5 september. De productie van deze nieuwe Knausgård loopt overigens geen vertraging op: het boek verschijnt zoals gepland in 2114.
Karl Ove Knausgård is na Margaret Atwood, David Mitchell, Sjón, Elif Shafak en Han Kang de zesde auteur die een bijdrage levert aan de Framtidsbiblioteket, in goed Engels: de Future Library.
Future Library is een initiatief van kunstenaar Katie Paterson. Het idee: plant duizend fijnsparren in een bos ten noorden van Oslo; vraag honderd jaar lang elk jaar een toonaangevende schrijver een roman, novelle, verhaal of gedicht te schrijven en bewaar die bijdragen zonder ze te lezen en zonder ze publiek te maken zorgvuldig in een speciaal daarvoor ontworpen ruimte in de openbare bibliotheek van Oslo. In 2114 worden al die manuscripten op ouderwetse wijze gedrukt op papier dat gemaakt is van het hout van die duizend sparren.
Dat is nog eens iets anders dan in the heat of the moment coronagedichten uitscheiden. Een praktijk waartegen Delphine Lecompte zich begin april al uitsprak en waarover Ingmar Heytze vorige week zijn twijfels uitte. Het commentaar van de dichters Delphine Lecompte en Ingmar Heytze komt er in het kort op neer dat een dichter zich niet moet laten leiden en verleiden door de actualiteit, al brengt Ingmar Heytze de boodschap diplomatieker en opbouwender dan Delphine Lecompte: ‘Waarschijnlijk is het nu vooral therapeutisch om coronagedichten te schríjven’, maar ook hij sluit uit dat de Coronapoëten de literatuurgeschiedenis binnen zullen stormen.
De auteurs die gevraagd worden voor de Future Library hoeven niet meer te bewijzen dat ze kunnen schrijven. Maar of wat zij schrijven in 2114 nog tot de verbeelding zal spreken, staat niet bij voorbaat vast. Daar zijn de vijf die hun manuscript inmiddels hebben ingeleverd zich terdege van bewust.
Zullen de nog niet-bestaande lezers straks de betekenis van mijn tekst kunnen ontcijferen, vraagt Margaret Atwood zich af. Elif Shafak vergelijkt het schrijven van het manuscript met het schrijven van een brief die ze vervolgens meegeeft aan de rivier. Ze heeft geen idee waar haar manuscript belandt en wie het zal lezen, maar ze vertrouwt op de stroom van de tijd. Sjón stond voordat hij begon aan zijn tekst stil bij vragen als: ‘Voor wie schrijf ik? In hoeverre is de reactie van een lezer voor mij van belang? Wat maakt een tekst tijdloos?’ Han Kang weet niet zeker of er over honderd jaar nog papieren boeken gelezen worden, maar ze hoopt van harte dat mens en boek beide overleven en elkaar niet alleen over honderd jaar omarmen, maar ook de komende honderd jaar. Voor David Mitchell getuigt het hele project juist van een groot vertrouwen in de toekomst: Future Library gaat er immers vanuit dat Noord-Europa, bibliotheken, fijnsparren, boeken en lezers ook in 2114 nog bestaan.
Na het een en ander overwogen te hebben, zeiden ze allemaal ‘ja’ en investeerden in een boek voor het na-na-nageslacht. Terwijl ze hun kostbare tijd ook hadden kunnen besteden aan het schrijven van een volgend boek voor vertrouwd publiek. (Waar ligt het omslagpunt? Vanaf welk jaar schrijven de auteurs die toezeggen voor lezers die ze kennen? En: wat betekent dat voor de inhoudelijke en stilistische keuzes die ze maken? Wij zullen het nooit weten.)
Wie schrijft blijft. Future Library gaat op een speculatieve manier met dit adagium aan de haal. Straks moeten Margaret Atwood, David Mitchell, Sjón, Elif Shafak, Kan Hang en Karl Ove Knausgård concurreren met collega’s die nu nog niet eens geboren zijn, maar minstens zo vakbekwaam en veelgelezen zullen zijn als zij nu.
In 2114 verschijnen honderd boeken van honderd in principe canonieke schrijvers – want Future Library legt de lat hoog en kiest alleen auteurs die al hebben laten zien dat ze in staat zijn het voorstellingsvermogen van huidige en toekomstige generaties aan te spreken – en is de lezer aan zet.
Geen enkele auteur – hoe gelauwerd ook – is automatisch verzekerd van lezers. Maar als de lezer anno 2114 nog een beetje lijkt op die van nu, kan ik me voorstellen dat hij niet alleen blij is met het volgende boek van een van zijn favoriete, dan contemporaine, schrijvers, maar ook uitgekeken heeft naar Scribbler Moon, honderd jaar geleden geschreven door de schrijfster van The Handmaid’s Tale.
Wat die lezer dan voelt – stel dat voelen nog tot de sensaties behoort van de mensen die dan leven – zal toch wel een beetje te vergelijken zijn met mijn imaginaire verheugen op het postuum verschijnen van een nieuw, speciaal voor toekomstige lezers geschreven werk van zeg Louis Couperus, Virginia Woolf of Nâzim Hikmet.
Deze column stond 30 mei in Bazarow Magazine.
Leave a Reply