Eerste persoon meervoud klinkt als een koor
Hoewel de betrokken huisgenoten er vrede mee lijken te hebben – de een wat meer dan de ander – vindt de dienstdoende huisarts de omstandigheden waaronder Elisabeth is overleden verdacht. En dus is nader onderzoek geboden en worden degene die getuigen van haar wegglijden waren in verzekerde bewaring gesteld.
Dat onderzoek wijst uiteindelijk uit dat er onvoldoende bewijs is om degenen met wie Elisabeth de woongroep Klank en Liefde vormde te veroordelen. Weliswaar zijn zij nalatig geweest en hebben zij verzuimd hun huisgenote van voedsel te voorzien, terwijl ze hadden kunnen weten dat dit de kans op haar overlijden aanmerkelijk zou vergroten, maar van kwade opzet lijkt geen sprake.
‘Wij zijn’ … en dat 25 keer
Hoewel het er voor haar debuutroman Wij zijn licht strikt genomen niet toe doet – het is een roman, dus waarom benadrukken dat het verhaal ontsproten is aan de verbeelding en als fictie gelezen dient te worden – wijst Gerda Blees er in haar verantwoording en dankwoord op dat ze zich heeft laten inspireren door het overlijden van een vrouw in een Utrechtse woongroep. Net als de personages in haar roman zagen de vier leden van dat gezelschap af van het nuttigen van vast voedsel, omdat ze zeker meenden te weten dat ze konden leven van het licht.
Wat er in de literatuur wel toe doet is de manier waarop een gegeven uitgewerkt, een verhaal verteld wordt. Gerda Blees kiest voor een onconventionele aanpak: ze laat vanuit 25 perspectieven zien wat er in de loop van de levens van de vier personages gebeurd, gedacht, gevoeld, gezegd en ervaren is. Dat van die 25 ‘vertellers’ de meesten in de literatuur vrijwel nooit aan het woord komen, levert interessante en onverwachte reconstructies op.
Dat zij bovendien allemaal in de eerste persoon meervoud spreken – ‘wij zijn’, maar van een koninklijk meervoud is geen sprake – maakt dat het geen neutrale vertellers zijn.
Allemaal:
‘de nacht’, de plaats delict’, ‘dagelijks brood’, ‘de buren’, ‘de raadsvrouw’, ‘de feiten’, ‘een sinaasappelgeur’, ‘Klank en Liefde’, ‘de ouders’, ‘een vlinder’, ‘een cello, een eenzame cello die niet meer klinkt’, ‘twee sigaretten’, ‘het lichaam van Elisabeth’, ‘de Hellinkjes’, ‘het wereldwijde web’, ‘de twijfel’, ‘het verhaal’, ‘dementie’, ‘geitenwollen sokken, met de hand gebreid door Hansje, de moeder van Melodie, toen ze nog genoeg bij haar verstand was om sokken te kunnen breien’, ‘weerstand’, ‘voorlopige conclusies’, ‘een pen, een gloednieuwe witte pen met het logo van de politie op de zijkant’, ‘cognitieve dissonantie’, ‘de slowjuicer, het belangrijkste keukenapparaat van Woongroep Klank en Liefde en de steun en toeverlaat van Muriël’ en ‘licht’,
zijn ze getuigen. Niet per se van het moment van ‘loslaten’ van/door Elisabeth, sommige(n) van hen waren er bij toen alles nog ‘normaal’ was, andere(n) hebben de boel zien ontsporen. Allemaal vinden ze iets van de ontwikkelingen: er zijn er die het tij hadden willen keren, er zijn er ook die hun oordeel klaar hebben. Maar ze zijn ook allemaal onderdeel van het ‘probleem’.
Sigaretten, een cello en ons dagelijks brood
Neem nou die twee sigaretten – die een opgestoken door een van de agenten belast met het onderzoek, de ander door Petrus, het enige mannelijke lid van de woongroep – ze voelen hoe nodig beide rokers het hebben om even te ontsnappen aan het verhoor. De agente omdat de zaak raakt aan haar privéleven, Petrus omdat hij zijn woede moet zien te kanaliseren.
Of die eenzame cello die aan den lijve heeft ondervonden dat Melodie, zus van Elisabeth en degene die in de woongroep het hoogste, zweverige woord heeft, verre van stressbestendig is en bovendien het talent ontbeerde om een groot musicus te worden, waardoor hij, de cello, afgedankt en aan het zicht onttrokken is.
En het dagelijks brood dat hoopt dat Muriël nu ze zich in de cel aan het gezag van Melodie kan onttrekken weer zal gaan eten, en ziet hoe Muriël wikt en weegt en hoewel ze trouw wil zijn aan de beginselen van de woongroep begint te geloven dat ze er goed aan doet om haar eigen weg te gaan.
De 25 perspectieven dekken alle eventuele dode hoeken die er zelfs in een niet eens zo gecompliceerd verhaal zouden kunnen ontstaan, al vindt het verhaal zelf – één van de 25 perspectieven – dat de schrijfster wel wat meer de diepte in had mogen gaan en hier en daar zelfs kansen laat liggen.
Gedegen onderzoek
De mensen, dingen en procedures die Gerda Blees aan het woord laat, onthullen, vullen elkaar aan en bevestigen bevindingen. Die bevindingen zijn niet alleen maar feitelijk, ook verwondering over de handel en wandel in de woongroep is een wezenlijk onderdeel van Wij zijn licht.
Zoals in de journalistiek één bron geen bron is, wint wat er in Wij zijn licht gebeurtaan geloofwaardigheid door de multi-vocale benadering. Door de getuigenissen en oordelen van de vertellers krijgen de personages – Melodie, Elisabeth, Muriël en Petrus – die zelf nauwelijks het woord voeren, kleur en karakter.
Gerda Blees doet met hulp van haar 25 vertellers het speurwerk naar de verdachten en de omstandigheden zo grondig dat ze achtergronden en motieven blootlegt die van een op het eerste oog zielige zaak een complexe verzameling menselijke leed maakt. Maar Wij zijn licht is in geen enkel opzicht een politieroman of een detective.
Het is knap hoe Gerda Blees de door haar gekozen manier van vertellen toepast en haar stemmen de ruimte geeft, zonder zich te vergalopperen en zonder te schmieren. Want het is en blijft een wonderlijk verhaal, dat verhaal over die kleine gemeenschap die zich vol vertrouwen uitlevert aan iemand die hen ervan weet te overtuigen dat vast voedsel geen levensvoorwaarde is.
Kwetsbaar maar verdacht
Toen ze op hun kwetsbaarst waren, was de woongroep een vangnet, maar het werd een web waaruit de leden niet meer konden ontsnappen. Voor twee van de vier leden van de woongroep zou Klank en Liefde vrijwel zeker het eindstation geweest zijn, als Elisabeth niet onder volgens de maatschappij verdachte omstandigheden was overleden. Tenminste een van die twee overweegt daarna serieus terug te keren naar een leven zoals dat daarvoor bestond. Het ‘licht’ slaat ook dat gade. Zonder er een mening over te hebben. Het zorgt er alleen maar voor dat het wordt gezien.
Dat Gerda Blees het nodige aan de Utrechtse woongroep ontleende, die na de dood van haar oudste lid het nieuws haalde, blijkt uit nadere beschouwing van de berichtgeving en de website van de woongroep. Maar zoals gezegd: het gaat er in de literatuur om wat je met de werkelijkheid zoals die zich voordoet doet.
Gerda Blees schreef een sterke en originele roman waarin mensen ondanks het onorthodoxe pad dat zij kiezen in hun waarde gelaten worden. Ze mogen kwetsbaar zijn, maar dat is geen reden om hun scherpe kantjes, eigenaardigheden en momenten van twijfel niet in beeld te brengen.
Net als Michiel Cox, die in zijn debuutroman messias van niks (2019) ook kiest voor een, weliswaar conventioneler, multi-vocaal perspectief om het uit de hand lopen van een lokale Hadewijchverering onder de loep te nemen, slaagt ook Gerda Blees er in haar debuutroman Wij zijn licht met glans in om het ontsporen van een door al te particuliere opvattingen en overtuigingen uit evenwicht geraakte gemeenschap door een veelstemmig koor – niet per se een ensemble – te vangen.
Wij zijn licht
Gerda Blees
Amsterdam : Podium, 2020
ISBN 978-90-5759-000-9
Leave a Reply